Blog
Tantra en mantra met Pandith-Seeta Ram
Misschien denk ik alleen maar dat ik geen hulp nodig heb. Ieder jaar betwijfel ik dat minstens een keer. De laatste keer was dat toen Prof. Jabbi in mijn leven verscheen. Na al die voorgangers van het Afrikaanse contintent, waait de wind dit jaar ineens uit een andere hoek. Pandith-Seetha Ram is de naam van de nieuwe wonderdokter en hij komt uit India. Hij is een ‘famous Indian astrologer’ en maakt onderdeel uit van een serieuze organisatie, het ‘Durga Mata Astrological Centre’. Hij biedt natuurlijk een ‘100% guarantee’ en spreekt maar liefst drie talen: Engels, Hindi en Tamil.
Met het Nederlands heeft hij wat meer moeite:
‘Alle religies zijn welkom
1) Pandith is gespecialiseerd in de palm, gezicht, foto en geboortedatum lezen
2) Als u problemen hebt in je leven heb ik oplossingen voor het
3) 300 jaar traditionele oplossing van Sai ram met behulp van Indiase tantra en mantra oplossing zou worden gegeven aan liefde, familie, huwelijk, ziekte, business, werk, geld en persoonlijke problemen etc
4) 100 / verwijderen van bade geluk, zwarte magie, hekserij, voodoo en geeft levenslange bescherming. Priest: Seetha Ram.’
Dat alle religies welkom zijn, stelt me gerust. Want waar hoor je dat nog, tegenwoordig? Hoe hij precies heet, is echter wat minder duidelijk. En waar het astrologische centrum gevestigd is, in Nederland of België, is ook niet helemaal helder, al staat er tussen alle tekstjes ook ergens ‘Den Haag’. Maar waar ik echt wat zenuwachtig over ben, zijn de ‘tantra en mantra’ oplossing voor mijn problemen, ook al is die al 300 jaar oud. Maar ja, met twijfel over zoiets kom je natuurlijk nergens.
Schnitzel und Weizen
Het was de zucht naar het drinken van een Weizen bier die ons door de lange, smalle doorgang naar de binnenplaats voerde en ons bij een Beiers restaurant bracht. We waren de enige klanten en troffen een zeer opgeluchte, jonge ober. Rood harige baard, een twinkeling in de ogen achter de glazen van zijn bril. Hij vroeg waar we vandaan kwamen en ik stelde hem dezelfde vraag: uit Bergamo?
‘Ja helaas’ antwoordde hij en uit alles wat hij daarna vertelde, sprak zijn diepe wens dit oord te verlaten. Hij was afgestudeerd in epistemologie. Daarmee was eigenlijk alles gezegd.
Zijn favoriete bier kwam van De Molen in Bodegraven en hij had het gevoel veel beter thuis te zijn in Engeland – ook al was hij daar nog nooit geweest. Naar Duitsland was hij wel gegaan om deel te nemen aan een Oktoberfest. Hij beheerste het Duits niet, maar ontdekte tot zijn schrik dat hij alle schlagers kende – en fonetisch mee kon zingen omdat hij avond aan avond tussen de accordeon- en in marsritmes gegoten volksmuziek stond te bedienen.
De ober was blij dat er eindelijk twee mensen het hadden aangedurfd de donkere steeg door te lopen om te komen eten en drinken. We gingen voor het raam zitten, zodat anderen misschien ook de moed daartoe zouden krijgen.
Eigenlijk wilden we liever niet weten wie er in Bergamo graag bijeen kwamen in een Beiers restaurant. Misschien waren er echt wel meer gewone liefhebbers van Weizen, van knoedels of schnitzels. Maar Bergamo is ook de thuisbasis van de Lega Lombarda (later opgegaan in de Lega Nord) waarvan de aanhangers dromen van de republiek Padania, afgezonderd van de rest van Italië. Omdat zij de andere Italianen als profiteurs van hun rijkdom beschouwen. Omdat ze niets te maken willen hebben met ‘Afrikanen’ – of die nou uit het echte Afrika komen of uit Napels of Calabrië. De ophemeling van de Heimat in dit restaurant kon heel goed veel meer zijn dan slechts een opvallend concept voor een niche-restaurant.
Het bier was heerlijk, het eten degelijk. En waar twee of drie vergaderd zijn, daar is God. Laten we het daar maar op houden, en bidden voor de bevrijding van de epistemoloog.
Aeroporto
Uitgelezen 66
‘…ik zou zelf moeten zingen, schreeuwen, me uitleven, omdat ik overloop van een angstaanjagende energie, zowel onverwacht als onzinnig – en daarom des te angstaanjagender. Opeens ben ik blij dat ik ben wie ik ben, ik ben blij dat ik heb gedaan wat ik heb gedaan en vooral ben ik blij over wat ik van nu af aan ga doen. Ik ben er trots op dat ik mijn schip zo briljant heb weten te manoeuvreren tussen de klippen waarop ik een paar uur geleden nog schipbreuk had geleden, en vooral omdat ik ben gezien terwijl ik dat deed. Dat wat ik voor mezelf heel goed weet niet te zijn – beslist, sluw vastberaden, geduldig –, ben ik plotseling geworden tegenover drie getuigen, en ook al is het allemaal leugen en bedrog, of misschien juist daardoor, vervult deze affaire me met grote voldoening. Zoals in de droom die pas weer bij me bovenkwam – niet toevallig, denk ik nu –, ben ik iemand geworden die ik niet ben, en dat maakt me medeplichtig, dat wel, maar ook onzichtbaar, en dus onkwetsbaar. Ik ben op de vlucht en niemand weet het. De ondoorzichtigheid van de wereld, en in het bijzonder van mijn land, waarom ik het zo vaak heb bekritiseerd tijdens een heel leven doorgebracht in het kamp van de rede, wordt, nu ik over de schreef ben gegaan, een vriendenhand die mij beschermt. Wie zal me ooit vinden, nu ik heb besloten er niet te zijn? Wie zal mij ooit kunnen veroordelen voor wat ik ben als ik niemand weet wat ik ben? En het kan zijn dat de bezegeling van deze onverwachte broederschap met mijn volk, en de rechtvaardiging van mijn toetreding tot de schare van leugenaars, voortvluchtigen, witwassers, chauffeurs zonder rijbewijs, dieven, helers, afpersers, protegés, belastingontduikers, omgekochten, omkopers,, hoerenlopers, profiteurs van de ellende van anderen, sympathiek schorem – al die lui die schoon vanbuiten en rot vanbinnen zijn en die met ontwapenende schaamteloosheid blijven eisen als brave burgers gezien te worden –, juist voortkomen uit het feit dat ik, op de keper beschouwd, niets kwaads heb gedaan, dat ik er ondanks mijzelf in verzeild ben geraakt, dat ik onschuldig ben.’
[Sandro Veronesi, Zeldzame aarden, p.187-188.]
Torquato en Sophia
Tergend langzaam reden we San Pellegrino uit. Eerder die dag was iedereen de hitte in de steden ontvlucht – naar de meren, de bergen in. En nu gingen ze allemaal tegelijk terug naar huis, waardoor er prompt een file ontstond. De lokale krant van Bergamo had het aangeduid bij het weerbericht: op 1000 meter is het twee graden koeler, op 2000 meter vijf. Wij waren de Valle Brembana ingegaan, een schitterende, groene vallei aan de voet van de Dolomieten en we reden langzaam maar zeker omhoog om aan de grootste hitte te ontsnappen.
Jachtgebied. Dichte bossen, steile hellingen. Hier en daar steengroeves, waarvan sommige al langere tijd aan hun lot overgelaten waren. De mensen verkochten hier hout, steen en zand – feitelijk hun eigen land.
Onze bestemming aan het einde van een lange reeks krappe en steile haarspeldbochten was de ruïne van het huis van familie van de zestiende eeuwse dichter Torquato Tasso in Camerata Cornello. Tasso’s naam kwam mij bekend voor uit Ferrara, maar ik kon me niet meer goed herinneren waarom. De familie Tasso bleek betrokken bij de oprichting van de moderne Italiaanse posterijen. In het dorp van nog geen honderd zielen (waarvan er zeker negentig genoten van een lome zondagsrust) was zelfs een klein museum gewijd aan deze geschiedenis.
Meter voor meter bestudeerden we de huizen langs de uitvalsweg van San Pellegrino. Terwijl we het kuuroord uitreden, en het imposante maar dichte en lege Grand Hotel achterlieten, langs de fabriekspanden van het gelijknamige, wereldberoemde mineraalwatermerk reden en langs de parkeerterreinen vol kratten met lege, groene flessen, bedacht ik dat met ieder dorp, iedere vlek op de Italiaanse kaart niet alleen een woonplaats van stervelingen maar ook een onsterfelijk verhaal verbonden was. En dat precies dat misschien wel de verklaring was waarom ik er nog altijd naar terug wilde.
De volgende dag, maandag, was het stil langs de meren, en was het onze beurt om het Lago d’Iseo in te duiken. We droogden op met uitzicht op een klein eilandje, waar nauwelijks meer paste dan het kleine kasteeltje. Het behoorde toe aan Sophia Loren, zeiden ze.