Sinds gisteren ben ik in Antwerpen. Thuis, bij goede vrienden en ondergedompeld in de verschillende werelden waardoor deze stad gekenmerkt wordt. Gisteravond zaten we in café De rode Zeven (waarnaar een rode neonverlichting in de vorm van een 7 de weg wijst, maar in de naam vermoedelijk toch een verwijzing schuilgaat naar het lokaal van de Communistische Partij dat er decennialang boven gevestigd was). Vandaag maakten we een trip naar verlaten industriële gebouwen nabij de Benzine- en Lysolweg. Het was er doodstil. Ook de nog in gebruik zijnde opslaglocaties van olie en olieproducten leken verlaten, vermoedelijk vanwege 1 mei, dat hier een feestdag is. Tussen de opslagtanks en geheel of half gesloopte loodsen en bergen puin hoorden we slechts de vogels en het ruisen van de bomen. We kwamen een zwerver tegen, en troffen het smeulende vuurtje onder een pannetje waaruit hij zojuist gegeten had. De koffers die we zagen staan tussen de puinhopen in de hal en in de huizen ernaast, konden heel goed duiden op het onderdak van nog anderen. Het verschil tussen rotzooi en schamele bezittingen was pijnlijk onduidelijk.
Terugrijdend langs de Schelde zagen we dat het Vlaams Belang precies vandaag een familiedag op de kaai organiseerde, met een kermis voor de kinderen onder wapperende geel-zwarte vlaggen en het motto ‘Dit land is van ons’ – terwijl elders socialisten en vakbondsleden met rode petjes op door de stad gingen en volkomen andere politieke overtuigingen scandeerden.
We reden verder, en stelden ons gerust in het prachtig ontworpen, frisse nieuwe park in Antwerpen Noord, dat is aangelegd op een voormalig rangeerterrein van de spoorwegen, maar nog wel omringd wordt door vervallen spoorgebouwen. Het was een speel- en waterparadijs voor de kinderen van de dertigers uit de buurt, en een enkele Turkse, Marokkaanse of Indiase familie of vriendenclub genoot er ook van de dag van de arbeid – de dag waarop traditioneel niet wordt gewerkt. Massaal genieten… de hele dag.
Blog
Jan gaat verder
Deel 2 van de reeks die ik gisteren begon, betreft een ontdekkingstocht door fotowerk van Jan, over wie ik al eerder schreef. ‘Jan gaat verder waar Google Earth stopt.’ Dat was de titel van zijn expositie in het najaar van 2008, en in zijn ogenschijnlijke voor-de-hand-liggendheid een geniaal idee. Nu is het terug te vinden in een voor iedereen toegankelijk programma. Voor mij, en waarschijnlijk ook voor jullie, zullen het Julianapark in Utrecht én Google Earth nooit meer hetzelfde zijn. En Jan ook niet.
Tegelijkertijd
Ik wil jullie hier niet weg hebben, echt niet. Maar sinds JWL – die zojuist de straat uitreed terwijl een symfonie van Haydn door zijn boxen galmde – het filmfragment van zondag op zijn eigen blog geplaatst heeft, voelde ik ook de behoefte wat virtuele levenstekens van vrienden en bekenden delen. In deel 1 van deze reeks: Herman. Ik ben geneigd te schrijven: Herman is God. Maar laat ik niet overdrijven. Herman plaatst op zijn blogsite www.tegelijkertijd.nl in ieder geval vrijwel dagelijks een prachtige foto. Eigenlijk iedere dag een boekomslag, wat mij betreft. Ik kan de titels en de romans er vaak direct bij bedenken. Hoe hij het doet, is me soms een raadsel, alhoewel… het komt door zijn ogen; dat zie je wel als je hem ziet. Kijk even met me mee, tegelijkertijd.
Eindeloos 1.37 min.
Lichaamstaal
S. vertelde dat ze in bad naar haar hart had liggen luisteren – en rust had gehoord. In haar woorden herkende ik de letterlijkheid van uitdrukkingen als ‘gespannen zijn’; ‘knikkende knieën hebben’; ‘uit je evenwicht zijn’; ‘knopen in je maag hebben’. Ik voelde dat het lijf gedachten overbodig maakt. Het lichaam is de tastbare waarheid die we altijd bij ons hebben, en het spreekt. Zo hield ik de afgelopen dagen letterlijk mijn hart vast – opdat het niet breken zou, zoals het prachtige, zorgvuldig gekoesterde servies dat ik maandag zonodig aan scherven smijten moest.
De les van Bril
Donderdagmiddag zat ik met werkvriend G. in de laatste baan zonlicht die nog tussen de huizen doorkwam op een terras. We dronken een licht benevelend glas witbier of twee en spraken over de voortijdige dood van Martin Bril (1959-2009), sloten aan in de rij. Bril had geschreven als een taoïst, en was daarin een lichtend voorbeeld. Natuurlijk, als hij erop uit trok om een rotonde te gaan bekijken, een dorpje of een polder met een bijzondere naam, dan had hij een bestemming gekozen. Maar meteen daarna schreef hij over wat hij aantrof. Onderweg, ter plaatse. Hij ging niets zoeken, hij vond.