Maandag: ik zag een schilder fatalistische zinnen schrijven, terwijl hij de liefde binnen handbereik had.
Dinsdag: ik worstelde met de paradoxen, die ik altijd als een symptoom van de waarheid had beschouwd, maar nu ik ze aan den lijve ervoer, als een geduchte tegenstander zag.
Woensdag: ik ging in de straat van mijn bestemming op zoek naar betekenis, misschien zelfs naar de reden waarom ik erheen was gegaan – en stond een paar minuten op de bodem van een duistere put.
Donderdag: ik verstuurde twee kastanjes per post, ging weer rechtop staan, en zag wat medelijden was.
Vrijdag: ik besefte dat wat ik als mijn enige echte ‘status’ beschouw, soms op een gedicht lijkt.
Zaterdag: ik voelde het medelijden, dwars door de telefoonlijn.
Zondag: ik raakte ontroerd door het lot van mijn twee favoriete zwerfhondjes en wenste hen een beter hok toe.
Blog
Aantekeningen over mijn toestand
Schouders als ijzeren dekplaten, loden gewichten aan de nek.
Sidderende spieren en zo nu en dan een pijnscheut als een stroomstoot door schrikdraad.
Angst voor de zwaartekracht – of voor de duisternis na de bevrijding uit de beklemming.
Kon ik, wat ik vandaag eigenlijk schrijven moet voor een fotografieweekend in Brugge, maar gewoon zien en laten zien, zonder tussenkomst van toetsenbord en muis, pen of papier. Een foto van wat ik vertellen wil.
Het bloed kookt, en is nog vermengd met witbier dat nagist buiten de fles.
Mijn rusteloos zwervende geest is verdwaald in het verkeerde lichaam. Noodgedwongen opgesloten in ontspanning. Vandaag.
Op pagina 48 zijn van een boek van 1070 pagina’s.
Zonder betekenis willen zijn.
Televisie
Nu ontspanning noodzaak is, verlang ik naar mijn televisie. Ik heb de afgelopen maanden opgelucht, ja triomfantelijk geroepen dat ik er niet meer naar keek, of hoogstens selectief. Dat was waar, maar toen hij vorige week de geest gaf, overviel me toch een lichte paniek. Ik mag dan nauwelijks meer kijken, daar niet meer voor kunnen kiezen, beviel me ook niet. Een week hield ik het vol, de avonden en stilte in die hoek opvullend met een goed boek, vandaag kocht ik toch maar een nieuwe. Waarmee ik meteen in een reeds bestaande, verwarrende toekomst gekatapulteerd werd. De televisie is door zijn grootte, de voor mij onbegrijpelijke handleidingen en de problematiek met de hogere kwaliteit van ontvangst, ineens veel meer aanwezig dan hij ooit is geweest. De zoveelste nare maar ware paradox van deze week. Eigenlijk vind ik dat de plek van de televisie in mijn bestaan zo ongeveer de omvang zou moeten hebben van een youtube filmpje op een blog, en dan iets moet vertonen dat kwaliteit heeft. Zoals hier en nu; de slotscène van de film die ik toch nog steeds een van de beste van allemaal vind:
Op zoek naar toeval
Wanneer je dronken bent, of broodnuchter, wanneer je bijna aan een droom begint of juist ontwaakt, kun je de dingen soms zien zoals ze zijn, in hun alledaagse onbegrijpelijkheid. In die staat van concentratie viel mijn oog op het woord ‘toeval’. Het was alsof er een kastanje uit de boom viel en ontbolsterde in mijn handen; kleine, snel verdwijnende indrukjes achterlatend in mijn palmen. Toeval.
Het regende vanochtend; de herfst lijkt te beginnen. Op dit soort grijze dagen begin ik meestal met een plaat van Arab Strap; luie, langzame muziek gemaakt in een stad waar het 364 van de 365 dagen moet regenen (Glasgow), dat kan niet missen. Vanochtend draaide ik The red thread, en de eerste woorden van het eerste nummer druppelden door de kamer: ‘The rain woke us up…’
Ik vroeg me af of je op zoek kon gaan naar toeval, of, als je je ervoor open stelt, je meer dingen zou kunnen meemaken die je als toeval identificeert. De dag moet nog beginnen, ik weet het nog niet precies. Ik vermoed echter dat toeval juist verband houdt met nergens op rekenen, niets verwachten, uitgaan van een verhaal dat slecht afloopt. Waarbij de val van het toeval dan als een verrassing komt, onvoorspelbaar is en vrijwel altijd een gebeurtenis die rechtvaardig lijkt, of vrolijk maakt. De illusie wekt dat er zoiets als een God bestaat, of een reden voor de dingen is. Waardoor je de regen even vergeten kunt. Ik wil eigenlijk op onderzoek uit. Maar misschien kan ik beter onder een kastanjeboom gaan staan.
Uit de leeszaal (22)
‘Ik ben heel bang,’ zei ze. ‘Soms kan ik helemaal niet meer nadenken van angst.’ (…)
‘Ik ben niet in de positie om geweldige adviezen te geven,’ zei hij. ‘Maar wanneer ik niet meer weet wat me te doen staat, is er altijd een regel waar ik me aan houd.’
‘Een regel?’
‘Als je moet kiezen tussen iets wat een vorm heeft en iets wat geen vorm heeft, kies dan voor datgene wat geen vorm heeft. Dat is mijn regel. Wanneer ik vastloop, hou ik me altijd aan die regel, en dat heeft op de lange termijn altijd goede resultaten opgeleverd. Ook al was het op dat moment lastig.’
‘Heb je die regel zelf bedacht?’
‘Ja,’ zei hij tegen het dashboard van de Peugeot. ‘Op grond van ervaring.’
[Haruki Murakami, uit ‘Een toevalsreiziger’, in: Binde wilg, slapende vrouw, p. 285.]