zijn bestaan is niet zeker
zonder een schaduw
Hoe vaak houden we ons niet bezig met de dingen die er niet zijn, of er nog niet zijn, of er allang niet meer zijn? Met voorstellingen van zaken in plaats van met de zaken zelf? Met gelegenheden waar we bij gelegenheid zelf niet bij aanwezig waren? Met ontmoetingen waarvoor hetzelfde gold? Met de plaatsen waar anderen zijn, maar waar je zelf niet bent? Met een toekomst die er niet is, of met een verleden dat niet meer bestaat? Hoe vaak willen we in de ander niet nog een heel andere ander zien? Hoe vaak willen we wat onbegrijpelijk lijkt niet begrijpen door het juist te willen begrijpen in begrippen die we wel begrijpen, om vervolgens te concluderen dat we er niets van begrijpen?
De voor de hand liggende weg blijkt vaak aan het einde van een afslag te liggen. Afslag 1: Ontkenning. De ontkenning van de realiteit is een werkelijkheid op zichzelf, zoiets als een parallel universum – dat wat mij betreft in aanmerking voor vernietiging komt, hoezeer het me ook aan het hart gaat.
Hoe moeilijk is het om het bestaan eenvoudigweg te laten bestaan, als een realiteit die niet anders dan geaccepteerd kan worden en op zichzelf eigenlijk geen waarde kent, die een feit is? Alle andere bewegingen, ook de roerloze van de gedachtewereld, zijn producten van de wil, de drift, de drang in een bepaalde richting; het leven dat ook nog altijd sterven is. Maar ook dat bestaat, en je kan eraan gehecht raken. Ik kan niet anders dan dat toegeven.
Ik keek op mijn telefoon om te zien welke foto’s ik er gisteren mee had gemaakt. Eigenlijk was het ook een speuren naar mijn geheugen: wat zag ik, waar was ik? Na vertrek bij de vrijdagmiddagborrel werd ik onverwacht uitgenodigd op een vrijdagavondborrel bij een lokale modeprins. Voor zijn huis staan regelmatig mensen nieuwsgierig naar binnen te kijken, omdat het nogal bijzonder is. De ironie is dat het huis zelf geheel gebouwd lijkt om juist naar buiten te kijken. Ik was overal en nergens geweest met mijn gedachten, maar wat zag ik toen? Ik zag binnen ook buiten, zo blijkt nu. En ik zag een blauwe gloed in een huis aan de overkant van het water, waar de bewoners geen televisie en geen behang hadden, maar televisie bij wijze van behang. En ik was wat ik zag.
Twee weken geleden las ik dagenlang in de roman Dover van Gustaaf Peek. In het weekend dat er tussen die dagen zat, huurde ik een film, die opvallend goed aansloot bij het onderwerp en de sfeer van dat boek (Import/export van Ulrich Seidl) en die ondanks al zijn troosteloosheid toch een echte aanrader is.
Vandaag trok ik een boekje uit de kast bij S. – een schitterend boekje over ruïnes in Nederland, dat ik haar graag cadeau gedaan had als ze het al niet in haar bezit had gehad – leende het omdat ik het zelf niet had en legde het op het boek dat ik bij me had en toen zag ik ineens het rijm – ook met de vorige weken.
Vluchtelingen en ruïnes: uitzichtloosheid en misbruik; verval, verschrikkingen, vuurstormen en vernietiging. Wat heeft dat allemaal te betekenen? Misschien is het zoiets als het noodzakelijke tegenwicht. Schoonheid heeft het allemaal in ieder geval ook, al is het duistere materie. Is het ook toeval, en wil ik er graag meer in zien? Ik weet het niet. Ik heb in ieder geval graag het idee dat ik niet het slachtoffer van het lot ben, maar dat ik er zelf ook invloed op uitoefen. Is daar iets op tegen? Maar als ik achteromkijk naar wat ik zie passeren, valt er eigenlijk niets met zekerheid over te beweren.
Hoewel ik een erkend voorstander ben van eenvoudig taalgebruik, koester ik ook de moeilijke woorden. Moeilijke woorden zijn er voor ingewikkelde verschijnselen – en die bestaan nu eenmaal, dat valt niet te ontkennen.
Op de lagere school hadden we een boekje speciaal voor moeilijke woorden; woorden die moeilijk te schrijven waren voor kinderen die het lezen en schrijven nog maar net machtig zijn. Toch fascineerde dat boekje me destijds al, omdat het leek te veronderstellen dat er woorden zijn die buiten de reguliere taalverwerving, buiten de gewone woordenboeken een aparte plek verdienen. Ik geloof dat die woorden bestaan, omdat ze, inderdaad, moeilijk zijn, of omdat ze een poëtische of persoonlijke betekenis hebben, omdat ze meer betekenen dan in de woordenboeken terug te vinden is.
Wat een moeilijk woord precies is, is op zichzelf al een prachtonderwerp voor definiëring, maar daar wil ik nu niet aan beginnen. Sommige als ‘moeilijk’ bekend staande woorden beschrijven zaken eenvoud preciezer, genuanceerder dan andere woorden. Dat lijkt mij overigens ook de enige legitieme reden om dergelijke woorden in het dagelijks gebruik in de mond te nemen.
Gisteren spookte het woord ‘reciprociteit’ door mijn gedachten. De vraag naar het waarom daarvan, wil ik hier ook niet gaan beantwoorden. Het woord zelf intrigeerde me in ieder geval. Reciprociteit is een ander woord voor ‘wederkerigheid’. Maar als twee woorden naar hetzelfde fenomeen verwijzen, waarom zouden er dan twee woorden voor zijn? Dat doet een subtiel onderscheid vermoeden.
Wat mij betreft slaat reciprociteit niet zozeer op ‘ik gebruik jou zoals je mij gebruikt’ of ‘ik houd van jou zoals je van mij houdt’ maar verwijst het naar een complexer domein; geen vervreemd voorzetsel of tussenvoegsel, maar de aanduiding van een gebied van relaties, gelijkwaardigheid en ethiek – of het gebrek eraan. Als het bijvoorbeeld de verhouding tussen vier mensen betreft, gaat het dus niet zozeer om alleen de verhouding tussen A en B, maar om of de verhouding tussen A en B te rijmen valt met de (vergelijkbare) verhouding van A met C en B met D, en wat dat betekent voor de verhouding tussen A en B. En: of de verhouding tussen A en B iets betekent ten opzichte van de verhouding van A met C en B met D. Enzovoorts; wederkerigheid in het kwadraat dus. Bent u er nog? Dit lijkt me nu bij uitstek een complexe situatie, een niemandsland vol mijnen en dijnen, vol loopgraven en vragen, iets waarvoor een moeilijk woord nodig is. Blijft de vraag wat het werkelijk betekent.