Uitgehongerd en verwaaid van geest, na een dwaaltocht door de wind, door loodsen en langs de rivier, ging ik op de weg terug naar huis. Ik plaatste mijn bestelling in de snackbar van lineaalrechte slaapvoorstad H. en wachtte op de afroep. Schuin voor mij deed een oudere heer hetzelfde. Hij doodde zijn tijd met het lezen van een boek. Ik keek langs zijn bovenarm op de bladzijden en zag foto’s tussen de tekst staan. Ik aarzelde en aarzelde, maar het lege wachten of de hongerige maag verdreef uiteindelijk mijn vlaag van verlegenheid. Ik vroeg hem wat hij aan het lezen was. Hij liet het me zien: The wild places van Robert McFarlane. Het verhaalde volgens hem over de laatste ‘wilde’ plekken in Engeland; plaatsen die door mensenhand niet noemenswaardig waren aangeraakt. Over de diepten van een land, in tijd en plaats en ongerepte natuur. Ik wilde hem vragen stellen, maar hoorde op dat moment ‘Nummer 96’ vanachter de counter met het groen omkrulde ruilverkavelingslandschap van vlees en vegetarische snacks. Mijn bestelling.
‘Je moet het zeker lezen,’ zei de oudere heer, en ik beschouwde het als een teken, misschien. Een opdracht, zeker.
Blog
Uit de leeszaal (37)
‘Een lied,’ zei hij, ‘was tegelijkertijd kaart en kompas. Als je het lied kende, kon je altijd de weg door het land vinden.’
‘En volgt iemand die “aan de zwerf” is altijd een van die Zangsporen?
‘Vroeger wel, ja. Tegenwoordig nemen ze de trein of de auto.’
‘En als zo’n man afweek van zijn Zangspoor?’
‘Dan was hij op verboden terrein. Daar kan hij een speer voor door zijn bast krijgen.’
‘Maar zolang hij zich aan het spoor hield, zou hij altijd mensen tegenkomen die zijn “Droom” deelden? En dat waren dan in feite zijn broeders?’
‘Ja.’
‘Van wie hij dus gastvrijheid mocht verwachten?’
‘En zij van hem.’
‘Dus het lied is een soort paspoort en voedselbron?’
‘Het zit weer wat ingewikkelder in elkaar.’
In theorie kon heel Australië gelezen worden als een muziekpartituur. Er was vrijwel geen rots of beek in het land die niet was of kon worden gezongen. Misschien moest je je de Zangsporen voorstellen als een spaghetti van Iliassen en Odyssees, die alle kanten opkronkelden en waarvan elke ‘episode’ te lezen was als een geologische aanduiding.
‘Met episode,’ vroeg ik, ‘bedoel je zeker “heilige plek”?’
‘Klopt.’
[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 17-18.]
Blokje om, same difference
Geen conclusies
Misschien, wellicht, vermoedelijk – het zijn woorden die ik hier vaak gebruik. Ik formuleer graag hypotheses, veronderstellingen en vermoedens, in de enige zekerheid dat ze precies dat zijn wat ze zijn; een mogelijk begin van iets, van begrip misschien. In mijn eigen woorden, maar bijvoorbeeld ook in die van filosofisch geïnspireerde krantencolumnisten als M. Februari en Bas Haring herken ik het zoeken, het met vermoedens en vragen omcirkelen van wat de waarheid moet zijn, maar vermoedelijk leegte, niets is. In ieder geval niet iets dat vaststaat en (be)grijpbaar is. Waardoor wat zij en ik schrijven ook nietszeggend kan lijken, hol in het midden. Het zij zo, maar het is niet zo.
Ik geloof daarom oprecht in het worden, het eindeloze worden van de dingen, en in veranderingen onder invloed – van wie, of wat, in welke situatie dan ook. Ik maak me natuurlijk voorstellingen van een nabije toekomst, ook ik maak plannen en afspraken, stel mijzelf doelen en denk na. Ook ik wil geloven dat sommige dingen blijven zoals ze zijn omdat ze goed zijn zoals ze zijn of anders worden als ze dat niet zijn. Dat is een overlevingsstrategie. Maar in wezen zijn er geen conclusies mogelijk, dat is mijn stellige overtuiging. Je kunt standpunten innemen, vaststellingen doen opdat het voor iedereen duidelijk is wat het zou moeten zijn, inclusief voor jezelf – maar daarmee is het niet noodzakelijk waar. Het is misschien goed bedacht, en soms kun je je gevoel er ook nog mee manipuleren – dat weet ik als geen ander, ik doe het nog steeds, soms. Maar het is toch niet echt wat het is, al kan ik me daarin natuurlijk vergissen.
Leven in de overtuiging van het worden betekent niet dat je onbevangen tegenover de dingen staat, wel dat je alles een kans geeft, ook al is het er maar één. Het betekent een streven naar verandering, naar ontwikkeling, hoe klein ook. Tegenslag kan zo ook een avontuur worden. Onverwachte gebeurtenissen bestaan alleen bij de gratie van een verwachtingspatroon. Iedere gebeurtenis is van zichzelf onverwacht en biedt daardoor kansen op verrassing, verrijking, nieuwe mogelijkheden. Iedere dag is een nieuwe. Iedere ontmoeting kan open en democratisch beginnen, opnieuw beginnen ook, net zolang tot het tegendeel blijkt. Zelfs herhaling heeft in eerste instantie schoonheid, al wordt het toch een grap, en daarna een steeds slechtere grap, een voorteken van het einde, de dagelijkse dood. Omdat herhaling het worden uitsluit.
Deze overtuiging levert wel onrust op, dat moet ik toegeven. Onzekerheid ook, fundamentele onzekerheid zelfs. Ik wil dat graag als zodanig identificeren, al vloeit de overtuiging voort uit mijn particuliere gedachten, mijn eigen gevoel, en heb ik met niemand overlegd over de conclusies.
Tijd voor muziek:
Het stempel van de bibliotheek: neuroticus
Gebed tot een ingebeelde god
Gisteren mag de dag van de waan zijn geweest, van eenzaamheid, inbeelding en paranoia, van vragen van geloven of niet geloven, van wat zichtbaar, onzichtbaar, gezien of niet gezien is, van paniek en mist of van de vlucht met een roes in het kwadraat. Laat dan vandaag de dag van de helderheid worden, van eenvoud en duidelijkheid, van het zonlicht en de alles verwaaiende wind. Een dag van vergeten en werken en zwemmen en lopen, van concentratie en contemplatie, van aandacht, liefde en rust. Woensdag, een dag zonder dromen alstublieft, als een eiland in de week. Zodat we voorbereid zijn op het betreden van de volgende wereld: de dag van morgen. Witte donderdag. Goede vrijdag. Stille zaterdag. En zo verder. Amen.