Blog
Waan-zin
Wat ik mij ervan zal blijven herinneren is dit: haar laatste slaapplaats op de algemene begraafplaats, naast een prachtig veld en het begin van de bossen, met zo’n tweehonderd mensen eromheen in de brandende zon. Naast haar verse gedolven graf een grotendeels onleesbare steen met een fotomedaillon erop van haar buurman voor de aardse eeuwigheid: Shu Li. Het was een vorm van kosmische gerechtigheid dat ze werd begraven naast een Chinees, al was hij misschien gewoon de eigenaar van restaurant Fong Wong in de Torenstraat.
Wat ik wil vergeten is dat haar geen kerkdienst werd gegeven, en geen rustplaats op het kerkhof, waar straks de rest van haar familie ligt, puur omdat ze zelf een einde aan haar leven had gemaakt. Niet dat ik dat zelf zo belangrijk vind, maar het getuigt van vanalles behalve van de liefde die bestorven lag op de lippen van de dominee die zijn prominente plek die dag wel opeiste. Behalve van de liefde die een synoniem zou moeten zijn voor de God waarin zij geloven.
Het is nu vier dagen geleden, maar ik kan mij nog altijd opwinden over de waanzin van een dergelijk geloof, dat aan zoveel gevoelens voorbij gaat, louter vanwege de letterlijkheid, het napraten van de woorden van de schrift, het vol vertrouwen bouwen op de fundamenten van fantasten. In welk belang is dat, wie wordt daar wijzer van? Ik weet dat er op dit vlak geen redelijk gesprek mogelijk is, en ik zou dan ook alleen maar de hoop willen uitspreken dat iedereen deze waan bespaard zal blijven. Het is al laat, ik weet het, en gelukkig doet de tijd wat van zijn verwoestende werk. Toch zijn er nog heel veel die geïnfecteerd zijn met de geestesziekte die geloven in een god heet. Ze leven naast ons, soms houden ze van ons, en zij zijn soms onze geliefden. Zij leven echter met een ziekte die hen vervreemdt van de werkelijkheid, van ons en van zichzelf.
Hoe overtuig je gelovigen van hun ongezonde pathologica? Door een ander geloof aan te bieden? Dat lijkt me niet. Ik heb hen niets te bieden, of toch: ik heb hen het Niets te bieden. Dat is ogenschijnlijk niet veel, maar het zou meer dan genoeg moeten zijn.
Werkplek tijdelijk ingenomen
Uit de leeszaal (46)
‘Net zoals er journalisten zijn die tijdens interviews vergeten om de belangrijkste vragen te stellen, maar die achteraf wel precies kunnen beschrijven wat de ondervraagde die dag droeg en op welke manier hij tijdens het praten zijn linkermondhoek optrok, zo zijn er ook fotografen die je er niet direct op uit zou sturen om hét moment van de dag vast te leggen, het handen schudden van twee politieke kopstukken bijvoorbeeld, of de arrestatie van een lang gezochte verdachte. Ze zouden terugkomen met alles om dat ene moment heen. (…) Ze zouden terugkomen met randverschijnselen. André Thijssen is zo’n fotograaf. (…) En dáár zit je als kijker dus op te wachten. Op wat misschien nog wel het beste kan worden aangeduid als uitgestelde ‘beslissende momenten’, momenten van precisie die ontstaan wanneer je twee (of meer) van dit soort randverschijnselen die in eerste instantie niets met elkaar te maken hebben, combineert. (…) hier blijkt vooral hoe en fanatieke beeldenmaker als André Thijssen voordeel heeft van het (laten) maken van de juiste keuzes. Dan verandert dat wat eromheen hangt in dat wat ertoe doet.’
[‘Uitgestelde momenten van precisie’, Merel Bem in: de Volkskrant, 23 juli 2010.]
Elders
Vragen
Ik schreef al eerder over het belang van vragen stellen. En ik ben niet de enige.
Marjolein Februari (‘Waarom stelt u nooit een vraag?’) reflecteerde in de Volkskrant van zaterdag 3 juli op het gebrek aan het stellen van vragen (door politici aan het volk; door ondernemers en intellectuelen; door partners in een huwelijk) en kwam uit bij de cynische, maar realistische mogelijkheid dat je door het stellen van vragen interesse in een ander kan (lijken te) tonen, waardoor je zelf interessant gevonden wordt. En zaken kunt doen.
Pieter Hilhorst schreef in diezelfde krant op dinsdag 20 juli een column (‘Durf te vragen’) over de schroom om iemand ergens om te vragen, bijvoorbeeld om een vrijwillige bijdrage, om hulp of steun. Velen zullen zich zonder aarzelen aanbieden en zich soms zelfs vereerd voelen. Durf om liefde te vragen, durf te vragen om rust en ruimte, durf te vragen om hulp. Maar evengoed: durf te vragen of het allemaal wel zin heeft.
Nu ik nog allerlei vragen in mijn hoofd heb over de dramatische daad van M., besef ik opnieuw hoe belangrijk vragen zijn. We kunnen eindeloos veronderstellen, maar zolang we niets vragen, weten we niets.
De encyclopedisch kortste samenvatting van het werk van Albert Camus is de door hem geponeerde stelling dat zelfmoord de enige filosofische kwestie van betekenis is. Je kunt je afvragen of het leven zin heeft, en daar zijn in zijn optiek meerdere antwoorden op mogelijk. Je kunt zin veronderstellen (bijvoorbeeld door in een hogere macht te geloven) of dat niet doen. Een derde mogelijkheid is zelf zin aan het leven te geven, al weet je dat het in wezen zinloos is. In dat laatste geval ben je een zogenaamde ‘absurde held’. Dat lijkt me, eerlijk gezegd, het hoogst haalbare: het absurde heldendom.
In de tussentijd is er de filosofie, kunnen we vragen stellen. Nieuwsgierig zijn, willen begrijpen, willen leren. Niet veronderstellen dat er punten staan, dat de discussie ‘klaar’ is, dat je zelf op een gegeven moment klaar bent. En toch ook: niet op een antwoord rekenen. Al is er natuurlijk altijd de hoop dat je ondertussen wel iets te weten komt. Al is het maar iets. Misschien is er dan een beetje vertroosting te vinden in de filosofie.