Blog
Magnolia
Niet alle bomen worden met een reden geplant. Toegegeven, als ze onderdeel zijn van een bos in aanbouw of van een tuin onder constructie, dan kun je dat ook een reden noemen. Maar gisteren zag ik een boom van betekenis geplant worden, één enkele boom, een magnolia, en ik hoorde de planters hun redenen daarvoor geven. Deze boom was geen doel op zichzelf, en hij werd neergezet in de linkerbovenhoek van een gazon als een biljartlaken, in een verborgen hartkamer van de stad.
De magnolia werd geplant ter nagedachtenis aan M., die erop uit had kunnen kijken vanachter haar bureau, als ze nog bij ons was geweest. Ze vloog laag over, aldus de kleine F., maar alleen zij kon dat zien. De genodigden mochten ideeën, dromen, verlangens en wensen op kaartjes schrijven en in de boom hangen. Daardoor werd het die middag een boom vol dromen, en werd het verdriet en de schaduw van de ontijdige dood weer wat verder verdreven – totdat de muziek werd aangezet. De boom zal ieder jaar kort maar uitbundig bloeien in haar lievelingskleur.
Zoals de ceremoniemeester van dienst al zei: over vele jaren zullen mensen zich misschien afvragen waarom deze boom juist op die plek was neergezet. Zo gaan die dingen. Redenen, als ze er al zijn, verdwijnen uit het zicht, met de tijd. Wat rest zijn de feiten – en postume reconstructies, speculaties en interpretaties daarvan, verschillend vanuit ieder ander perspectief.
Het planten van de magnolia had een reden, maar je zou ook kunnen spreken van een samenloop van omstandigheden, of van het lot. Laat het dat zijn: ik was getuige van het lot.
De tel kwijt
Tijdens het zwemmen ga ik om de seconde onder water of kom ik boven. De muziek die in het zwembad wordt gedraaid – rond het tijdstip dat ik er meestal ben verbleekte jaren tachtig pop – bereikt mijn oren dus in flarden: ‘Ik… getwijf… er B…gië, … dat …tje … zo …acht’. Niet alleen mijn bewustzijn van de muziek houdt zich aan dat ritme (al maak ik onder water tekst en melodie soms in gedachten af: ‘…heb …eld ov.. …el…, want … taal… is … z…’). Ook mijn gedachten raken versplinterd. Ik zie van alles onder en boven water, en denk er ook van alles bij, maar ideeën spoelen meestal weg zonder ooit vaste grond onder de voeten te hebben gekregen. Ik neem me voor zestig baantjes te zwemmen en ze te tellen, maar soms ook om gewoon driekwartier lekker te zwemmen – wat qua afstand dan ongeveer op hetzelfde neerkomt, met als gevolg dat ik de tel kwijtraak én een onbevredigd gevoel in mijn spieren sluipt. Ik zwem omdat het uiteindelijk lekker is, maar vooral om wat beweging te hebben na een middag achter mijn bureau en verdwenen in mijn hoofd. Zodra ik echter lekker beweeg, en lichaam en geest weer een soepele eenheid lijken te worden, kruipt mijn verbeelding waar hij beter niet gaan kan. Want eindelijk heb ik dan blijkbaar de rust voor overzicht en nieuwe plannen. Soms lijkt onderduiken de oplossing, dan weer boven komen. Het is, seconde om seconde, zoiets als de paradox van het leven niet te kunnen leven en analyseren tegelijkertijd. You simply cannot have your cake and eat it. In die ene seconde van dat inzicht lijkt zwemmen een deel voor het geheel te zijn. Ik kom boven en vraag me weer eens af of leven en schrijven elkaar op dezelfde manier uitsluiten. Maar als ik onderduik, verdwijnt ook die kwestie met het strekken, spreiden en sluiten van mijn armen en benen. Tot ik uit het water ben gestapt.
De bomen
Ik had een droom. Ik zou een feest geven in het Notenbomenbos. Met lange tafels, en lichtjes opwaaiende witte lakens, waarop spijzen stonden uitgestald. Langs de waterkant zou gemusiceerd worden, gekleed of ongekleed, op het gras. We zouden verstoppertje spelen, geblinddoekt en dronken op de tast proberen elkaar te herkennen. Ik zou mij ontpoppen tot een dichter, of met een feestrede mijn leven en het leven met mijn familie en vrienden bondig en scherp samenvatten, niets of niemand sparen, maar vooral spreken over de liefde. Zeggen dat je die alleen vinden kunt, en zoeken zinloos is. We zouden zien hoe de kinderen onze vriendschap naadloos voortzetten.
De realiteit was er een van organisatie, mailings en afspraken met cateraars en verhuurbedrijven. Vanwege de onheilspellende weersverwachting verplaatsten we het feest op het laatst naar het huis van S., dat zij op zondagochtend omspelde tot een ‘Nooteboombos’. Als ik over de naden heen keek, of tussen mijn oogharen door, dan kon ik geloven dat we in het bos uit mijn droom waren, in een geletterd bos dan nog bovendien. We maakten geen reis door de verbeelding, maar een reis door de kamer. Het was, om met de meester zelf te spreken, ‘een lied van schijn en wezen’. De vogels floten er niet, en de regen sloeg alle belangstelling voor de buitenwereld neer. Binnen stoomde het tegen het glas van de verhalen, oude en nieuwe, en de kinderen kondigden onze overbodigheid op termijn al aan. Het was een feest, werkelijk als het leven zelf, beter dan de droom misschien.
En ik? Ik stond er middenin en zag de bomen, niet het bos. Het was goed zo.
Uit de leeszaal (47)
[‘Universum’ uit: Dimitri Antonissen, Schrap me. Stiftgedichten, p. 21.]
‘Dimitri Antonissen is een schrijver die enkel schrapt. Geen woord in deze bundel is van hemzelf. Overdag is hij, als chef nieuws bij Het Laatste Nieuws, bezig de krant te vullen. ’s Avonds pakt hij echter zijn zwarte stift om de poëzie uit de artikelen te redden.’
Heimat
De herfst mag beginnen. Want voor zeker 31 avonden weet ik wat we kunnen doen als buiten de wind en regen tegen de ruiten slaan. Er zijn na gisteravond nog 31 afleveringen Duitse geschiedenis, in de beleving en belevenissen van de bewoners van Schabbach, een fictief dorpje in de Hunsrück te gaan. Gisteravond doken we voor het eerst onder in dat verzonnen bestaan, en keken naar Heimat.
Nadat ik deze zomer al zes regenachtige avonden lang verdwijnen kon in de wereld van dat andere klassieke televisiedrama uit de jaren tachtig, The Singing Detective, lijkt ook het ‘herzien’ van Heimat een zeer gelaagde ervaring te gaan worden. Het was niet alleen het eenvoudige, maar zeldzame genoegen van kwaliteitsdrama (krachtige, haast fotografische beelden; vanzelfsprekend acteerwerk; vloeiende cameravoering met oog voor detail en toeval). Het bracht tegelijkertijd een verbinding tot stand met de leeftijdsfase waarin alles wat ik zag, hoorde en voelde mijn gedachten- en gevoelswereld direct vormde en veranderde. Blijkbaar is het nu, bijna vijfentwintig jaar later, tijd voor een herbeleving, of een nieuwe versie van die ontvankelijkheid.
De schoonheid van wat we gisteren zagen, school wat mij betreft vooral in het beeld van de geschiedenis met een grote G, die zo achteloos terug te vinden was in de ogenschijnlijk onbenullige stapeling details en door elkaar lopende individuele levensgeschiedenissen met een kleine g. En, net als in The Singing Detective, was er steeds weer de muziek, waarin alle luchtigheid en alle tragiek zonder woorden terug te horen was. Daarmee doken we de nacht in.
We waren thuis, in het verzonnen dorp waarin ik wil wonen – in ieder geval nog 31 avonden.