Het schijnt dat steeds meer bankdirecteuren en andere kwetsbare welgestelden in hun huis beschikken over een zogenaamde saferoom, een kamer die als een kluis af te sluiten is, waardoor zij zich ten allen tijde beveiligd tegen ontvoering kunnen weten. In de saferoom, doorgaans een ruime slaapkamer maar eigenlijk een klein huis binnen een huis, is in het beste geval goed werkende airconditioning, sanitair en mondvoorraad voor enkele dagen aanwezig, en apparatuur om de communicatie met de buitenwereld te kunnen onderhouden.
A. vertelde over de fijne plek waar zij, op aanwijzingen van haar hypnotherapeut, dagelijks in gedachten naar toe ging. Het bleek niet om een bepaalde plek te gaan waaraan zij goede herinneringen had, maar ze koos uit meerdere locaties, variërend van een heilzame bron die zij zich herinnerde van een vakantie uit haar jeugd tot een schitterend stukje duingebied waar zij nu ieder jaar, ook in het echt, wel een keer naar toe ging. En dan kon ze ook nog kiezen voor een plaats die louter in gedachten bestond. De essentie van het inbeelden op die plaats te zijn, was dat ze er een gevoel van rust en ontspanning van kreeg.
Ze vertelde me erover tijdens een mooie, maar koude wandeling langs de Schelde bij Antwerpen. Antwerpen, Berlijn… de inspirerende terugkeer naar die steden is voor mij ook een lichte vorm van zelfgekozen hypnose. Ieder zijn saferoom. Al zou je toch het liefste willen dat de hele wereld een saferoom was.
Blog
Weer onderweg
Uit de schaduw
In een wereld tussen slapen en waken, waarin iedere hap een avontuur is, ieder gesprek tien minuten en de tijd korter en korter wordt, is het slaan van de klok een abstractie. Iedere handeling lijkt een onbegrijpelijk fenomeen dat toelichting behoeft, tot het vergeten om herhaling vraagt of het weer tijd is om te gaan slapen.
Hij sliep zoals hij nog nooit had geslapen, en zou niet meer wakker worden. Zo nu en dan leek hij echter even wakker te schrikken. Dan schokschouderde hij kort, hief ongemerkt even zijn schouders op en brieste met zijn lippen als een paard, op hoger volume dan alle uren tevoren, alsof hij wilde zeggen dat wat hij zojuist gegeten had, hem tegenstond. Hij vond het vies, onsmakelijk, ja walgelijk om dood te gaan.
Ik werd wakker en lag met mijn ogen open. Een half uur later ging de telefoon. Ik schrok er niet van. ‘Het is gebeurd’ zijn mijn broer. Half drie ’s nachts. Ik was niet de enige die wakker had gelegen. Alle anderen waren er precies op dat tijdstip ook bij geweest.
In het dorp kwam ik bijna niemand tegen, maar terug in de stad liep ik tussen de honderden mensen door als een geest, en het leek wel alsof ze me niet konden horen of voelen. Ze lieten me niet passeren als ik sneller liep, botsten tegen me op alsof ik er niet was. Ik leefde onmiskenbaar in een andere luchtlaag.
Een moment stond ik in de schaduw van de verlossing. Ik voelde de verwoestende drang mij onder te dompelen in de anonimiteit van een grote stad, mij klem te zuipen, een vechtpartij uit te lokken en mij in elkaar te laten timmeren. Ik zou wel zien waar ik zou eindigen en of ik het er zelf levend van zou afbrengen. Het was even alsof iedere verantwoordelijk in de handen van mijn vader overgegaan, terug gegaan was misschien. Ik schudde mijn hoofd. Nee, dat niet; ik was zijn kind niet langer, ik kwam voor hem in de plaats.
Tientallen keren had ik me afgevraagd hoe het zou zijn en toen schreef ik daadwerkelijk een tekst om uit te spreken bij zijn kist. Ik overwoog het belang van de laatste woorden. De ultieme woorden – alsof ik zou weten welke dat moesten zijn; alsof ik er, pas na uren inspanning, uiteindelijk op zou stuiten. Ik begreep dat ik het laatste woord nooit zou hebben, ook in het aanschijn van de dood niet, en schreef eenvoudig op wat ik toen dacht.
Nu is hij er pas weer als ik aan hem denk. Maar dan is hij net zo aanwezig als hij altijd was. Gelukkig maar.
Dromen van het leven
Beidt uw tijd
In de wachtkamer van het station in mijn geboortedorp (twee lange houten banken tegenover elkaar) hing boven de klok een uit ijzer gezaagd motto: Beidt uw tijd. Nu het station een bistro geworden is, en het motto van de muur gehaald, besef ik hoezeer ik aan deze imperatief gehoorzaam tegenwoordig. Vrijwel ieder uur van de dag lijkt gevuld met doelgerichte activiteiten, of het opruimen van de gevolgen daarvan. En dan gaat het dus ook om sporten, bijpraten met vrienden in de kroeg, het lezen van kranten of een boek. Er zijn jaren geweest waarin ik alles wat ik nu doe, net zo goed deed, maar langduriger (langer slapen, langer doorlezen, langer logeren, langer doorzakken, langer schrijven), dat is zo ongeveer het verschil. Verveling is mij vreemd. Alle recente pleidooien daarvoor ten spijt, ik beid nog altijd mijn tijd.
Spiegelbeeld
Hoe ik het lekkerst lig in bed; hoe ik er met een zucht uitkom; hoe ik mijn haar kam; hoe ik wankel bij het aantrekken van mijn sokken; hoe ik links en rechts wat pijntjes voel die het begin kunnen zijn van problemen over een jaar of tien; hoe ik grip op de zaken wil houden; hoe mijn stem klinkt als ik spreek. Als ik mezelf observeer, staar ik in een spiegelbeeld, na zo’n middag op bezoek bij mijn vader. En soms kijk ik dan met knikkende knieën in de afgrond die toekomst heet.