Blog
Terugkerende droom (5)
Het zogenaamde nietsdoen
Collega 1 vroeg zich af of ik mij wel eens in een klooster opsloot om te schrijven. Ik zei dat ik een dergelijke afzondering nog maar zelden zocht, en vroeg hem hoe hij, als wetenschapper, dat deed. Hij onderstreepte het belang van de gelegenheid om goede ideeën te krijgen. Zo wandelde hij elk dag van het station naar het instituut, omdat hij daarmee de kans op ingevingen vergrootte.
Collega 2 vertelde dat hij iets dergelijks onderweg op de fiets ervoer. Zijn fietstocht was juist lang genoeg om iets uit te kunnen denken.
Ik geef mezelf soms opdrachten mee voor onderweg op de fiets, maar krijg de beste ideeën vaak tijdens het ouderwets vaatwassen met de hand. Tijdens het zogenaamde nietsdoen dus. Dagenlange afzondering of celibaat is niet noodzakelijk. Ik geloof dat het uitvoeren van handelingen die je weliswaar aandachtig, maar toch bijna gedachteloos doet, het mogelijk maakt om daardoor in beslag genomen hersencapaciteit op een andere, creatieve manier ook voor iets anders te gebruiken. Als je lucide dromen hebt, kun je een probleem meenemen in je slaap, en het onderbewust gaan oplossen. Neem een man zijn dagdromen af, en je neemt hem zijn leven af.
Droomgedicht
Ik droom verzoeningsdromen maar
ook over het platdrukken van een spin
in de holte van mijn oorschelp
en het opvliegen van een wesp
uit de holte van de andere
naar mijn lippen waarop
ik mijzelf van schrik
wakker spuug
Geloof
Duizelingwekkend
Van wandelen door bossen en velden krijg ik zin om te gaan lezen en na het lezen verlang ik naar frisse lucht en het strekken van mijn benen. Het zijn communicerende vaten; idealiter in evenwicht. Gisteren daarentegen volgde ik niet veel meer dan een slakje dat een stoepje overstak en o ja, hielp ik ’s avonds nog wel een verdwaald egeltje het huis uit weer naar buiten. Maar daarna ging ik weer verder met het lezen van gedichten tot voor de tweede keer een lichte duizeligheid mij daarbij overviel. Misschien omdat ik er teveel achter elkaar gelezen had, alsof het een roman betrof, en ik misselijk werd van de beeldenstorm van drukinkt en papier. Of zat er een sluipend gif in de verzen? Ik had nog naar buiten moeten gaan, de avondlucht in, en een wandeling moeten maken onder de zich voorbij spoedende wolken, want nu, een dag later, borrelt en gist en stroomt er nog narigheid in mijn gestel.