Blog
Afzegging voor de Mars
In de Volkskrant stond afgelopen vrijdag een column van Rutger Ponzen onder de titel ‘Vijf tips voor artistieke actie’, als reactie op de destructieve politiek van Kulturkammer Zijlstra. Hij suggereerde onder andere het als Christo inpakken van de Moerdijkbrug en het blokkeren van de snelweg met de Olifantenbeelden van Tom Claassen:
‘Doel moet zijn om het openbare leven te frustreren, de economie financieel te treffen en het electoraat in beweging te brengen. Maar vooral om de spierballen te tonen. Omdat ludieke acties alleen maar bevestigen dat de kunstwereld een tandeloze gekte vertegenwoordigt die je niet moet subsidiëren, zoals Zijlstra meent.’
Ook ik heb mij het hoofd gebroken over passende acties, die de politiek raken, pijn doen in de spelonk waar ooit het hart zat. In eerste instantie kwam ik ook op nogal destructieve ideeën (creatief terrorisme, pesterijen, of juist: de ironische bevestiging geven dat Zijlstra de Heiland is die ons verlost van al onze zonden en van het Kwaad). De zogenaamde Mars der Beschaving komt in de goede richting wat mij betreft, maar op beide marsdagen ben ik in een inspirerend buitenland (overigens geheel door mijzelf gefinancierd) en kan ik dus niet meelopen.
Mijn suggestie voor gerichte actie is dan ook: staken! Alle theaters en musea sluiten, alle drukpersen stopzetten, alle wilgen volhangen met muziekinstrumenten. Geen concerten, boeken, tentoonstellingen en voorstellingen meer – tot nader order. Dan zal een koude tochtstroom opsteken, dan wordt het heel stil en lelijk in Nederland. Dan zullen we niet meer verrast worden door iets nieuws en eigenzinnigs, iets dat ons daarvoor nog onbekend was.
Wijsheid (noem het desnoods: meerwaarde) is een even ongrijpbaar als begerenswaardig fenomeen, dat gepaard gaat met inzicht, nieuwe perspectieven, kennismaken met het andere. Het komt meestal met de jaren en met niets dan zichzelf als doel. Kunst brengt je waar je niet om hebt gevraagd, waarnaar je niet hebt kunnen zoeken omdat je niet wist dat het bestond. Het raakt je zoals geen koelkast, e-reader of i-pad dat kan. Het is geen product. Het heeft waarde, meerwaarde, maar ook een prijs – op zijn minst die van het arbeidsloon van alle uren die de kunstenaar erin geïnvesteerd heeft. Dat te ontkennen, is een belediging die van niets anders dan onwetendheid kan getuigen. Een koud, dor en vooral dodelijk saai Nederland zal dan je deel zijn. Voorspelbare artistieke hoererij is wat ons overblijft – tot we ons kapot vervelen.
Ik vrees echter dat het niet om argumenten, niet om redelijkheid, zelfs niet om gevoel gaat. Iedere artistieke actie zal vermoedelijk stuklopen op de meewarige glimlach van de staatssecretaris. De politiek wordt nu eenmaal gevoed door een Aspergeriaanse volksmoraal, en gedomineerd door de dictatuur van de marktwerking. Zijlstra begrijpt het niet, omdat hij niet in staat is het te begrijpen. Wij moeten ons maar in zijn positie verplaatsen, begrip opbrengen voor zijn domheid. Hij heeft een doel voor ogen, en dat zal hij bereiken ook, met behulp van zijn waanzinnige, slecht doorrekende logica. Goed dan: wie niet betaalt, krijgt dus niets meer, wat mij betreft.
Ik zou er graag over een jaar of tien nog eens op terugkomen, ik zeg het maar vast. Al ben ik bang dat we dan geen tijd meer zullen hebben voor een goed gesprek over ons falende collectieve geheugen, omdat we dan waarschijnlijk veel te druk zijn met het repareren van de schade. Aan het onderwijs, de gezondheidszorg en de psychiatrie, aan de sociale werkvoorziening en de arbeidsmarkt, aan de wetenschappen en de kunsten… en aan de moraal in dit land.
C22071
Dat was het dan. Ik hield de bus met nr. C22071 in mijn handen – alles wat er over was van mijn vader – en zette hem in de cel van de betonnen honingraat op de begraafplaats die voor hem bedoeld was. Met een marmeren plaat met inscriptie werd de cel gedicht en we namen kort afscheid. De kinderen lieten ieder een witte ballon op, met een tekening op een kaartje eraan. Het was windstil en we hadden ingeschat dat het niet nodig zou zijn om verder weg op een open plek te gaan staan teneinde het in plastic gesnoerde helium weg te laten vliegen. De kinderen lieten alle vier tegelijk los en prompt… zochten de ballonnen de kortste weg naar de takken van de dichtstbijzijnde boom. We lachten om onze domheid, en zagen er ook de schoonheid van in. We bleven nog even, met onze gedachten aan hem.
Een van de ballonnen koos vlak daarna toch het luchtruim en was, in geen tijd, een stipje, een bijna onvindbaar stipje tegen het wolkendek. De andere zullen die nacht, of de volgende ochtend, wel door de wind uit de takken geschud zijn, tussen de regenbuien door.
Verdrietig was het met nr. C22071 maar een beetje. Het was vooral jammer dat mijn vader er niet meer bij kon zijn.
Onder de anderen
Oom
Vandaag hoorde ik weer een mensenleven aan mij voorbij trekken na de dood – tijdens de herdenkingsdienst van een oom. Hij was in mijn beleving als kleine jongen mijn enige verbinding met een ‘grote stad’, al zette hij in Amsterdam Noord eigenlijk het dorpsleven voort waar hij uit afkomstig was. In de woorden waarmee de zoon, dochter en kleinzoon over hem spraken, herkende ik karaktertrekken die ook in andere takken van de familie verspreid zijn, net zoals de namen, neuzen, grappen en waarden van opa en oma, ooms en tantes, neven en nichten al generaties lang in allerlei subtiele variaties circuleren. Zijn ouders, mijn grootouders – daar ligt de verbinding die mijn oom en zijn nageslacht ook aan mij verbindt – en ik herinnerde het me niet alleen, ik voelde het weer even vandaag.
Wat ook voorbij kwam, was een stuk Nederlandse geschiedenis. Mijn oom, die zich na een korte loopbaan in de binnen(scheep)vaart had opgewerkt van sluisknecht tot sluismeester aan de Willemssluis in Amsterdam en er 31 jaar naast woonde, had eerder drie jaar van zijn leven noodgedwongen doorgebracht in Indonesië, als ziekenverzorger tijdens de politionele acties. Hij heeft er, tot voor kort, nooit een woord over gezegd. Pas onlangs had hij er blijk van gegeven daar verschrikkelijke dingen te hebben meegemaakt, al wilde hij tegelijk onderstrepen dat hij trots bleef op die tijd. Ook dat fenomeen stierf vorige week – in onze familie dan toch.
Uit de leeszaal (63)
‘Is dit nou beschaving?’ vatte ik onderweg tegenover Mirjam mijn walging nog eens samen. ‘Een maatschappij, een samenleving, een stad… dat behoort overwinning op de wanorde te zijn. Het is een organisatie die niets aan het toeval overlaat, althans dat zo min mogelijk probeert te doen. De chaos vindt altijd wel ergens een kier om de orde binnen te dringen. Maar het streven dient altijd ordening, organisatie, beheersing van de chaos te zijn. Toch? Ik wil best geloven dat op dat uur het oranje licht laten knipperen minder riskant is dan met rood en groen werken. (…) Tonio was het slachtoffer van de uitzondering. De kleinere nederlaag die het systeem lijdt, ten nadele van de grotere. Het vreselijke is dat de samenleving haar verlies vanzelfsprekend neemt… zwijgend… Het is nou eenmaal ingecalculeerd. Het gevolg is dat niemand zich over ons buigt. Geen verontschuldigend woord, niets. IJskoude stilte. Wij blijven gewoon belasting betalen voor de nachtelijke organisatie van de Amsterdamse stoplichten. Niemand maalt er verder om. Wij dienen ons verlies te nemen zoals zij hun verlies nemen. Als een bedrijfsongevalletje.’
[A.F.Th. van der Heijden, Tonio, p. 409-410.]