Meteen de eerste avond van ons verblijf in Edinburgh gingen we met L., die vanuit Geneve was gekomen, naar The Picturehouse, een voormalige bioscoop aan de Lothian Road, voor een concert van Dweezil Zappa. De titel van zijn tournee was Zappa plays Zappa want hij speelde louter muziek van zijn vader Frank Zappa. Samen met een aantal zeer getalenteerde muzikanten speelde hij een volledige plaat van zijn vader en als toegift enkele klassiekers uit diens rijke oeuvre (‘Dancing Fool’; ‘You are what you is’ en ‘What’s the ugliest part of your body?’). Zo nu en dan werden op het scherm videobeelden van vader Frank vertoond, meestal om een gitaarsolo te laten zien en horen, die naadloos in het nummer werd gemixed dat op het podium gespeeld en gezongen werd. Alsof hij er bij was, en via een videoverbinding werd ingestraald. Zodra Frank in beeld kwam of zijn solo had afgerond, steeg een luid gejoel en applaus op uit de zaal. Dweezil zelf, een begaafd gitarist maar met de uitstraling van een postzegelverzamelaar, keek dan met een glimlach van trots om naar die beelden van minstens twintig jaar geleden. Yeah man, dat was mijn vader.
De verschillen tussen vader en zoon waren duidelijk: Dweezil de uitermate vakbekwame beoefenaar van de hogere gitaarkunde die alle noten met gemak aan elkaar breide, Frank het intuïtieve, improviserende genie dat zichzelf op zijn instrument zo nu en dan in de problemen bracht, maar worstelde en worstelde en altijd weer vindingrijk bovenkwam, soms met een pijnlijke grimas op zijn gezicht, dan weer triomfantelijk, ironisch en cool.
De hele avond in Edinburgh was een eerbetoon aan de muziek van Frank Zappa maar ook: een eerbetoon van een zoon aan zijn vader. Je kon van alles zeggen over Dweezil, maar hij wist wat hij deed en hij kende zijn plaats in de geschiedenis. En eigenlijk was dat buitengewoon ontroerend. Want de hele zaal wist het ook en respecteerde hem erom. En we waren blij om ook Frank weer eens te zien.