‘There always comes a moment in the writing of a book when its purpose is revealed: the moment when the urge – Nabokov’s famous ‘throb’– that led one to consider writing it is made plain. Actually there are two moments, or, if it makes sense to put it like this, the moment comes in two phases. First when one realizes that yes, there is a book here – however faintly it can be discerned – not just a haphazard collection of jottings and crossings-out clustered round an inadequately formed idea. Since, in principle, getting to that point should be easy, it’s disheartening to find that so much time and energy have to be wasted, that so many pointless detours, irritating obstacles, self-imposed tests and excurses (that voice constantly whispering or crying out ‘Stop!’) conspire to get in the way. (…)
The next moment comes not when the book is finished – that is better conceived as the last bit of the previous phase – but some time after it is published, when you see it for what it is (…). Then you see that actually those big desires and hopes, your deepest wishes, turned out not to be so deep at all, that actually even to consider life and writing in terms of a single wish is absurd, that there are numerous wishes and numerous books to be written (…) There’s no Room, or at least this one, this room, wasn’t it. And so one sets off again, trying to find another.’
[Geoff Dyer, Zona, p. 185-186.]
Blog
Maandag belastingdag
Tijd maken, en kwijtraken
‘Wij maken tijd,’ zeggen S. en ik vaak tegen elkaar. Een middag kan zo weldadig aanvoelen als een weekend, een weekend als een week vakantie, een vakantie misschien zelfs als het begin van een nieuw leven. Zoals we tijd kunnen maken, kunnen we die blijkbaar echter ook kwijtraken. Zo heb ik al weken de namen in mijn agenda staan van vrienden die ik wil bellen en ik kom daar maar niet toe, ook al zit ik soms gewoon krant te lezen op de bank, en zou ik de telefoon zeker opnemen als ze mij zouden bellen. Maar ik ben moe, ik hoest, of voel dat ik niet op ieder moment even geïnteresseerd ben in het lot van anderen en stel het uit. Waardoor er tijd weglekt, waardoor er maanden tussen kunnen zitten voordat je vrienden weerziet. Is het de keerzijde van het zelfde fenomeen?
Nu ik een paar dagen ziek was, zag ik tijd ontstaan voor lezen, of films kijken. Lange tijd keek ik geen televisie, omdat het aanbod me volkomen koud liet. Dat maakte tijd vrij en ik genoot ervan. Nu ik digitale televisie heb, en weer een enkele zender erbij, heb ik al een flinke lijst films en documentaires opgenomen. Maar ondanks alles heb ik toch geen tijd om die opnames te bekijken. Zelfs niet op de dagen dat ik vrij was of de ziekte toeliet. Ik sta mezelf blijkbaar niet toe om te ‘spijbelen’ van mijn lezen en schrijven met een doel.
Ben ik een calvinist? Is het wilskracht? Zeg het maar. Vertel me dan ook meteen even waar de tijd gebleven is.
Achter de schrijftafel thuis
In de luwte van mijn aanhoudende hoestbuien is er af en toe een moment waarop ik weer even verstaanbaar kan spreken, de energie vind om te schrijven of na te denken. Om te verwoorden dat mijn geestelijke arbeid een lichamelijke inspanning blijkt te zijn, bijvoorbeeld. Dat wist ik wel; ik wist wel dat de geest een onlosmakelijk deel van het lichaam is, maar het besef was de afgelopen dagen onvermijdelijk aanwezig tijdens de eerste formele werkdagen na formeel ziek te zijn geweest, in mijn baan als deeltijdambtenaar. Maar ook hier, achter de schrijftafel thuis, is het voelbaar. Het werken aan een roman lijkt een bovenmenselijke inspanning voor de mens die net iets meer dan een half mens is; ik, van adem beroofd door de griep. Een inspanning veel groter dan het schrijven van dit bericht. Met alle respect natuurlijk voor u, beste lezer.
Dextromethorfanhydrobromide-monohydraat
Japanse roman 2
Ik herinner mij het lezen van Japanse literatuur niet anders als een verademing. Vanzelfsprekend kan ik er niet over generaliseren, al was het maar omdat ik me heb moeten beperken tot de boeken die in het Nederlands vertaald zijn, en zelfs daarvan nog maar een kleine selectie. Maar van iedere zin in het werk van bijvoorbeeld Kawabata, Murakami en Oë die ik las, ging een weldadige werking uit. Alleen het getormenteerde proza van Mishima, dat ik ook een tijd verslond, past op de een of andere manier niet in dit rijtje. Beter beschouwd is Murakami ook een verhaal apart. Zijn werkt maakt inderdaad hier en daar een ‘Westerse’ (beter: een Amerikaanse) indruk – waarmee meteen een contrast is aangegeven, met iets dat ten oosten daarvan ligt. Toch geloof ik niet dat het eigen-aardige karakter en de zuiverende werking van de Japanse romans die ik gelezen heb, in zoiets als het ‘Oosterse’ karakter ligt. Ook al is het verloop en de afloop van de geschiedenissen vreemd, wreed of ogenschijnlijk afwezig – vergeleken met de zogenaamde ‘Westerse’ literatuur.
De zuiverende kwaliteit voor mijn leeservaring schuilt voor mij in twee belangrijke eigenschappen.
Enerzijds is het de eenvoudige stijl van schrijven, de volstrekt heldere structuur van de zinnen die het verschil maakt. Het zal niet voor niets zijn dat Nijntje, Rietveld en IKEA zo populair zijn in Japan. Misschien was het voor de genoemde schrijvers noodzaak met eenvoud en structuur een chaos van gedachten en gevoelens te lijf te gaan.
Anderzijds heb ik de indruk dat er in de Japanse literatuur een duidelijker onderscheid gemaakt wordt tussen zakelijke, empirische beschrijvingen en de beleving ervan door de personages. Er worden niet alleen weinig bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, maar ook de psychologische duiding lijkt vrijwel afwezig. Psychologie zit in je hoofd, en bestaat niet zichtbaar in de werkelijkheid van gebeurtenissen en handelingen.
Dat kan projectie zijn, wensdenken in dit geval. Ik zal de proef op de som nemen bij de volgende Japanse roman die ik lees. Feit is wel dat het lezen van een Japanse roman voor mij als literaire therapie werkt. Na de het zompige poestaproza van Ésterhazy, kon ik ineens weer vrijuit ademen met Manazuru, ook al was het me wat teveel kitsch van het goede, en ben ik benieuwd of Bij jou zijn straks zoveel beter is. Toch laafde ik me aan de ruimte die overbleef voor mijn eigen verbeelding – een zeldzame kwaliteit in de hedendaagse literatuur. Ik mocht ook zelf nog nadenken tijdens het lezen. Dat kan ik iedereen aanraden. A Japanese novel a day, keeps the loss of imagination away.