De eerste werkdagen na de vakantie vallen soms zwaar. Ik heb er dit jaar wat minder last van, in mijn deeltijd ambtenarenbestaan. Ik ben gewoon aan het werk gegaan, dat is meestal de beste remedie. Wel smeulde diep in mij nog de gloeiende gedachte dat ik nog altijd meer jaren zal moeten werken dan dat ik tot nog toe gewerkt heb. Ik ben nog niet eens op de helft.
Toen ik daarover vanochtend bij het koffieapparaat een wolkje stoom uit mijn krater liet ontsnappen, vertelde een van onze hoogleraren over een onderzoek van een wetenschapper uit Tilburg, waarin was aangetoond dat het idee dat je nog heel lang zou moeten werken tot aan je pensioen, en dat dat een berg was om tegenop te zien, vooral een idee van jongere werknemers was. Was een gemiddelde werknemer eenmaal ouder dan een jaar of 50, 55 dan was niet alleen de absolute afstand in tijd tot het pensioen korter, maar beleefde hij ook zijn werktijd niet als een nog te lang durende periode. De beleving van wat er in de tussentijd gebeurde, was dus aan verandering onderhevig.
Ik kon dus niet alleen verwachten dat ik in de nabije toekomst steeds minder last zou krijgen van dergelijke oprispingen uit mijn binnenste, ik hoorde blijkbaar ook nog bij de ‘jongere werknemers’. De ambtenaar in mij was weer gerustgesteld. Blijkbaar was ook de wetenschap in staat soms vertroosting te bieden.
Blog
De ware Olympiër
Dankzij de man die in zijn vakantie Pirsigs Zen en de kunst van het motoronderhoud na decennia aan het herlezen was, en die bereid was de lessen uit die roman in de praktijk te brengen, zijn we weer terug van vakantie. Hij verwisselde onze rechterachterband (zie foto) die op een bergweg in de Ardennen onder het chassis uitscheurde. Waarvoor nogmaals dank.
Met zijn verwijzing naar die roman bracht hij mij de Olympische Spelen in Londen weer even in herinnering, waarvan ik weinig heb gezien, maar onder andere wel een flard van het toernooi boogschieten. Een Nederlander had de regerende wereldkampioen, de Koreaan Im, uitgeschakeld. Van Im werd gezegd dat hij ‘een verhaal apart’ was, omdat hij in zijn ene oog nog maar 10% zicht had, en in zijn andere oog 20. Verder ging men op dat ‘aparte verhaal’ niet in.
Het verbaasde me even, maar tegelijk ook ineens niet meer. Als je ooit Zen en de kunst van het boogschieten van Eugen Herrigel hebt gelezen, dan weet je beter. Je hoeft in wezen niet te kunnen zien om een pijl met een boog over een afstand van 70 meter in de tien te schieten. Het gaat erom dat je je vereenzelvigt met je doel, en verbonden bent met jezelf. Officieel verloor Im in Londen dus van de Nederlander, maar waarschijnlijk verloor hij vooral van zichzelf. Want de ware boogschieter speelt misschien eigenlijk geen wedstrijd met een tegenstander, maar beproeft zichzelf. Im was een ware Olympiër.
Meer dan ABC
Uit de politiek stappen
Lange tijd heb ik mij voorgehouden dat de politiek me werkelijk interesseerde, heb ik deelgenomen aan discussies en daarbij steeds een pleidooi gehouden voor een één partij-systeem met een politbureau van wijze mannen en vrouwen, geleid door een sterke leider. Dat was natuurlijk ironie. Veelzeggende ironie, maar toch.
Ik maakte me echter steeds kwader en wilde hier een serie tirades over de politiek gaan schrijven; over de leeghoofdigheid, de leugenachtigheid en de selectieve vergeetachtigheid van de politiek. Omdat ik het idee had dat het erger werd. Geen nieuws onder de zon, zult u zeggen; dat is toch van alle tijden en plaatsen? Inderdaad, maar als we zo gaan beginnen, kan ik overal wel mee ophouden, tenslotte is ieder menselijk streven in wezen zinloos. Ik wilde het doen opdat het me vermaken zou, omdat het om de een of andere reden moest, en toch, heel misschien, een klein beetje helpen zou – ik durf het bijna niet te schrijven. Ik wilde de tirades gaan schrijven om bij te dragen aan het geheugen en het geweten van de politiek, opdat het in ieder geval gezegd zou worden. Maar ik besefte dat er geen beginnen aan is, en eigenlijk nergens een einde in zicht.
Toekijken bij de politiek is toekijken bij het menselijk tekort, toekijken bij het opzichtig falen van het menselijk streven. En eraan deelnemen verandert daar niets aan. Ik vind het gewoon ongemakkelijk worden, misschien omdat het te confronterend is, en we er machteloos tegenover staan. Ieder ideaal sneuvelt voor een compromis, vrijwel ieder woord wordt gebroken, opportunisme en eigenbelang zijn de menselijke eigenschappen die het meest in het oog springen.
En dat aan de vooravond van de verkiezingen… waarbij nota bene grote winst voorspeld wordt voor de partij waarop ik al meer dan twintig jaar stem. Ik vermoedde het eigenlijk al; op het moment dat ‘mijn partij’ misschien aan de macht komt, zal ik de handdoek in de ring gooien. Ik wil het even niet meer zien allemaal, ik wil me er niet langer boos over maken. Ik laat het voor wat het is en ga verder met leven.
Noem het vluchtgedrag, noem het cynisme, noem het gif, teleurstelling is het in ieder geval. Ik overweeg serieus uit de politiek te stappen – ook al zat ik er niet in.
Uitgelezen 14
‘Ik heb in een nieuwsgroep een bijdrage gelezen van een zeer overtuigd lezer die naar aanleiding van de hoofdpersoon van Littell schreef: ‘Max Aue klinkt waarachtig omdat hij de spiegel is van zijn tijd.’ Helemaal niet! Hij klinkt waarachtig (voor bepaalde gemakkelijk te belazeren lezers) omdat hij de spiegel is van onze tijd: een postmoderne nihilist, kort gezegd. Op geen enkel moment wekt hij ook maar de suggestie een aanhanger van het nazisme te zijn. Hij toont integendeel nadrukkelijk een vaak kritische afstandelijkheid ten opzichte van de nationaalsocialistische doctrine en daarom kun je niet zeggen dat hij het waanzinnige fanatisme weerspiegelt dat in zijn tijd de overhand had. Integendeel, die nadrukkelijke afstandelijkheid, dat vermoeide ‘ik heb het allemaal wel gehad,’ dat permanente onbehagen, die voorliefde voor filosofisch geredeneer, die bewust amorele houding, dat naargeestige sadisme en die verschrikkelijke seksuele frustraties die hem innerlijk blijven verscheuren… ach natuurlijk! Waarom ben ik daar niet eerder op gekomen? Ik zie het opeens heel duidelijk: De welwillenden, dat is gewoon ‘Houellebecq bij de nazi’s’.
[Laurent Binet, HhhH. Himmlers hersens heten Heydrich, p. 256.]