Ook als er nergens in Nederland wind staat, waait het in Rotterdam. Alle dagen van het Internationaal Film Festival stonden de vlaggen er strak. Als je vanuit het station de stad in wilt lopen, moet je sowieso al meteen een hindernis overwinnen: het tochtgat Weena. Een architectendroom die wat mij betreft een ware nachtmerrie is. Het is daar alsof de wind je terug wil blazen, alsof de Rotterdammers ons eigenlijk het liefst meteen weg willen hebben en daar de beste architecten voor inhuren. Ik voel me nooit welkom tussen die te brede boulevards en megalomane gebouwen maar tegenhouden laat ik me ook niet. Laat dan maar eens zien wat jullie voor jezelf willen houden, dacht ik. Laat maar eens kijken of het wel iets voorstelt, deze stad met zijn grote bek.
Gisteren liep ik op ‘het eiland’ aan de andere kant van de Erasmusbrug, in de muizenschaduw van Hotel New York, nu een dreumes aan de voet van erachter opgetrokken woon- en kantoortorens. Ik worstelde weer eens tegen de door de gebouwen versterkte turbulentie in en passeerde wat wel het onzinnigste megagebouw van de stad moet zijn. Het heet ‘De Rotterdam’ en is een fantasieloze blokkendoos van 44 verdiepingen. Dat is wat je noemt een veelbetekenende constructie: niet om aan te zien voor de meerderheid van de mensen die ernaar moet kijken maar met een schitterend uitzicht voor de happy few die er binnen staan. Jammer windy city, heel jammer. Het is je gelukt: ik heb er weer genoeg van.