Al een half jaar is mijn laatste roman af en herinner ik met enige regelmaat mijn mogelijk nieuwe uitgeverijen eraan dat ze nog moeten reageren op het ingezonden manuscript. Ondertussen ben ik begonnen aan een nieuw boek. Opnieuw een roman – omdat ik het schijnbaar niet laten kan, al was ik wat anders van plan. In de zomer lag het schrijfwerk even stil maar heb ik een researchtrip gemaakt en die daarna laten bezinken. Tijdens onze tien dagen in Berlijn, vooral op de momenten dat we de stadse hitte waren ontvlucht en langs een van de vele meren lagen, theoretiseerde ik over het gebruik van de werkwoordstijden in het boek. Ik maakte er aantekeningen over, aantekeningen die elkaar begonnen tegen te spreken en mijn twijfel weerspiegelden. Mijn overpeinzingen zwollen aan, traden buiten hun oevers. Iedere Berlijnse See werd een Wannsee. Want wat wanneer en op welke manier vertellen? Wat in de tegenwoordige tijd, wat in de onvoltooid verleden tijd? Wanneer van de derde persoon enkelvoud een ik-figuur maken, of andersom? Ik heb de kwestie zelfs als casus voorgelegd aan S. junior en dat werkte wonderwel. Zij bevestigde me in mijn voornemen om maar liever gewoon te beginnen en het antwoord niet af te wachten…
Jetzt! Now!