In de afgelopen vijf weken ben ik veel van huis geweest, en niet alleen vanwege de vakanties. Zodanig veel zelfs, dat ik even niet meer precies weet of mijn wezen nog aan materieel bezit en een precieze locatie gebonden is. Ik houd ervan om weg te zijn. Tegelijkertijd vraag ik me af of ik niet ergens langer zou moeten blijven, langer bij stil zou moeten staan. De indrukken verwerken, laten bezinken, nog eens nadenken over wat ik gedaan en gezien heb, naar de foto’s kijken, erover schrijven misschien. De ironie is dat ik dat dan nu over de reizen naar Duitsland zou doen, en ik dit schrijf in weer een ander land. Gisteren had ik me als enige doel gesteld: aankomen, landen, ‘aarden’ – wat dat ook zijn moge. Maar toen ik aan de keukentafel zat te eten, dacht ik even dat ik in een restaurant zat en later naar de tent zou lopen. Nog weer later op de avond dacht ik dat ik het kattenluikje hoorde en de kat binnen zou komen trippelen. Ik slaap echter gewoon weer in een huis, een huis zonder dieren. Ik maakte zojuist een ochtendwandeling, en keek om me heen om de ruimte die mij omgeeft te ervaren. De stad houdt een beetje rust, en al mijn gezelschap is elders. Het is er wel, maar ik kan het niet zien, niet aanraken. De andere plekken zijn er wel, maar ik kan er niet doorheen lopen. Ik ben wel hier, en niemand en niets vergeten, merk ik als ik schrijf.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.