Toen de band klaar was met spelen, liep ik de woonkamer in. Om het huis en de partytent in de achtertuin heen was de schemering ingetreden. Maar achter de donkere gestalten van de andere feestgangers zag ik een witte gloed door de ramen. Alsof er aan de bosrand aan de voorkant van het nieuw betrokken huis schijnwerpers waren aangezet om iets uit te lichten. Ik stelde scherp op de gloed en dacht dat ik opkomende mist zag of een damp die was blijven hangen boven het drooggevallen moeras aan de overkant van de straat. Maar het konden ook witte wieven zijn, of een andersoortige waanwolk. Ik liep weer naar buiten en een flink aantal gasten deed het zelfde. In de voortuin, boven het asfalt, nergens hingen nevels – behalve boven het veld aan de overkant. Verbaasd en enthousiast stonden we ernaar te kijken, verspreid over de straat en de berm en we maakten foto’s met onze telefoons.