Een van de dingen die ik het liefste doe vlak voordat ik ga slapen, is ‘romanproblemen oplossen’. Ik sluit alvast mijn ogen en laat de dag en al de daarbij horende gedachten los, maar ik slaap nog niet. Ik verzet me ook niet tegen de slaap, ik laat haar zachtjes binnensluipen. In de tussentijd opent zich dan namelijk een heerlijke tijd-ruimte waarin sommige problemen die ik tijdens het schrijven tegen ben gekomen, eenvoudiger op te lossen blijken. Ik dwaal door de verhalen die ooit samen een geheel moeten vormen en ga op zoek naar de obstakels die er nog zijn. Ik verander hier en daar de volgorde van mijn hoofdstukken; bedenk karaktertrekken, voorgeschiedenis, beweegredenen of juist vertragende vertwijfeling voor mijn personages; ik verplaats me van de ene naar de andere scène. Ik dagdroom dwars door de verzonnen tijd en door mij verzonnen werkelijkheid totdat ik weet hoe ik de volgende dag weer verder moet. Vlak voor het vallen van de nacht, in het voorportaal van de echte droom.