Lang geleden heb ik mij verdiept in het schrijven van filmscenario’s. Ik las diverse handboeken en begon films een tijdlang vanuit het perspectief van de scenarist te beschouwen – wat het genoegen niet bepaald verhoogde. Een van de belangrijkste adviezen aan de scenarioschrijver was vooral nooit te verwachten dat er iets van je scenario overeind zou blijven in de uiteindelijke film. Ik gaf prompt de ambitie op dat vak te willen uitoefenen.
Onder de vele ‘wetmatigheden’ waaraan filmscenario’s volgens de handboeken moesten voldoen, was het vermijden van een voice-over een belangrijke. De afgelopen anderhalve week echter, waarin ik meer dan vijftien films zag (met name op het Internationaal Film Festival Rotterdam), kreeg ik de indruk dat het taboe op de voice-over definitief verdwenen is.
Ik heb een zwak voor de voice-over en besefte opnieuw waarom. Op zijn best is de voice-over een goede stem die goed geschreven tekst goed voorleest. Een goede stem is een gave en voorlezen een kunst, maar doorslaggevend zijn de kwaliteiten van de scenarioschrijver.
Beleven we daadwerkelijk de terugkeer van de voice-over, of heb ik een vertekend beeld omdat ik een aantal films zag met een documentaire karakter? Is de documentaire als stijlfiguur, ook voor de fictiefilm, niet eigenlijk de trend? Ik weet het niet zeker.
A house in Berlin was een onduidelijke, soms slecht geacteerde imitatie van een documentaire; Remembrance – a small movie about Oulu in the 1950s een ironische, melancholieke documentaire pur sang; aan Mouton ben ik niet meer toegekomen. Maar Die andere Heimat had het beste van alle denkbare werelden. Dat kan alleen maar betekenen dat Edgar Reitz een hele goede schrijver is.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.