Nu is de plek onder sneeuw verborgen. Maar hier stond vorige week een uitgebrande auto met een dode man erin. Hij was, in eerste instantie onherkenbaar verbrand, ’s ochtends om half zes aangetroffen door een wandelaar die zijn hond uitliet. Het moet verschrikkelijk geweest zijn om zo te sterven, om te stikken, te verschroeien, gek te worden van de smeltende zenuwen. Het leed van degene die zichzelf zoiets aandoet, moet onvoorstelbaar groot zijn geweest. Alleen bij de eenzaamheid, eenmaal aangekomen op deze plek, kan ik me iets indenken – en die stel ik me voor, iedere keer dat ik er nu langs fiets.
De berichtgeving over zijn wrede lotsbestemming was in eerste instantie nogal sneu. Als het een afrekening in het criminele milieu betrof, dan ging het hier om een ‘kleine vis’ – wat werd geconcludeerd uit het bescheiden formaat van de uitgebrande wagen. Dit schijnbaar overbodige leven kreeg nog een trap na. Als het geen afrekening was (een stuk minder spannend), dan moest het wel om zelfmoord gaan. Al even zinloos.
Een dag later werd bekend dat het inderdaad een zelfdoding betrof, van een 77 jarige man. Meer niet, dat was het.
Ik wil op zo’n moment meer weten, een korte aanvulling maar, iets over het leven en de vermoedelijke beweegredenen van deze man. Omdat we er waarschijnlijk nooit meer iets over zullen horen. Zo gaat dat in het nieuws. Waarom was hij zo wanhopig dat hij ’s nachts naar deze plek in het nieuw aangelegde bos reed, over het fietspad omdat je er met de auto eigenlijk niet komen mocht? Hoe lang stond hij hier, aan het einde van een T-splitsing, vlak naast het bankje en de betonnen, hufterproof kampeertafel? Misschien omdat hier geen lantaarnpalen staan en er in de nachtelijke uren dus nauwelijks fietsers langskomen, of omdat het een mooie plek, is. ’s Nachts is het daar raadselachtig en stil.
Het vuur zal luid en hoog geweest zijn, maar waarschijnlijk heeft niemand het gezien of gehoord. Toch moet het er geweest zijn. De auto was zo geparkeerd dat geen enkele boom of struik in de nabijheid vlam kon vatten; het vuur heeft zich dus niet verspreid. Langzaam maar zeker zal het flakkeren zijn overgegaan in smeulen, in het zachte geritsel van het lange gras. Misschien heeft er nog een hert of een vos stokstijf naar hem staan staren alvorens er weer schielijk vandaar te gaan, voordat de eerste lichten in het stadje aan zouden gaan en de wandelaar kwam aanlopen met zijn hond.
Wat overbleef was een zwarte rechthoek; verbrand gras en de snel vervliegende geur van as. Weer een zinloze dode langs dit pad, krap drie jaar na de hardloper die S. hier toen aantrof. Weg leven, met de tactiek van de verschroeide aarde. Laat het maar sneeuwen dan, nu.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.