Kunt u zich voorstellen dat de publieke opinie zich tegen uw bedrijf keert?
‘Natuurlijk. Ik sta niet los van de samenleving. Ik heb een gezin en een vriendenkring.
Je kunt zeggen dat de kritiek volkomen onterecht is, dat wij er niets aan kunnen doen. Je kunt het ook omdraaien en zeggen dat wij een rol te vervullen hebben. Wij vinden dat we mee kunnen helpen het klimaatprobleem te verminderen. De dialoog over de energietransitie is zo ongenuanceerd dat wij de oplossingen niet meer goed over het voetlicht krijgen.’
Waarom is dat uitleggen zo moeilijk?
‘Het is moeilijk om ingewikkelde problemen eenvoudig uit te leggen. Bijna elke dialoog verloopt in soundbites. In de industrie zijn wij niet de enigen die daar last van hebben.’
Toch krijgen vooral jullie kritiek. Hoe komt dat dan?
‘We doen veel onderzoek naar onze reputatie. Die is over het algemeen heel goed. In Nederland heeft 9 procent weinig vertrouwen in ons. Die 9 procent is wel luidruchtig, en zegt dat we in Nigeria een slechte reputatie hebben als gevolg van olielekkages, maar het tegendeel is waar.’
Uw zorg is toch vooral het belang van de aandeelhouders?
‘We vinden niet dat het aandeelhoudersbelang het enige is dat telt. Winst en dividend zijn belangrijk, want zonder is het in één keer over. Tegelijkertijd horen wij ook de planeet te beschermen en bij te dragen aan de sociale welvaart.’
Milieudefensie vindt dat uw bedrijf een criminele organisatie is.
‘Dat helpt de planeet op geen enkele manier. We zouden te kwader trouw zijn en daarom niet mee mogen zoeken naar oplossingen voor de opwarming van de aarde.
Ik denk dat wij het progressiefst zijn in de sector. Collega’s beschouwen ons niet meer als een oliebedrijf maar een hulporganisatie. We zijn bijna activistisch bezig.’
Een van uw concurrenten zegt dat ze in 2050 CO2 vrij zijn.
‘Ik houd er niet van om over collega’s te praten maar ik denk dat wij een meer omvattende, agressieve positie hebben, in 2050. Dat is al sinds vorig jaar bekend, maar als wij dit soort ambities naar buiten brengen, wordt dat slecht of niet ontvangen.’
Steeds meer mensen hebben iets tegen het bedrijfsleven, zijn kritisch over het kapitalisme, ook de politiek. Heeft u daar last van?
‘Ik ben ook geen voorstander van het harde kapitalisme. Maar ik heb een prima relatie met een hoop kabinetsleden. Wat ik tegen Mark heb gezegd, kan ik nu ook wel tegen u zeggen: we moeten hard nadenken hoe we de industrie moeten aanpakken om te zorgen dat we voorop blijven lopen. Daar hoort een stuk politiek bij. Wij hebben bijgedragen aan het klimaatakkoord, onder hoongelach van de milieubeweging. Er is veel aandacht van die 9 procent. Als wij een boom willen planten, is dat verkeerd. Daar moet je doorheen.
We houden ons uiteraard aan de regels. Ook de morele regels, overigens. Maar we zeggen niet: de samenleving doet wat de samenleving wil en wij volgen wel.’
In een rechtszaak is bepaald dat de regering zich aan het verdrag van Parijs moet houden. Wat vindt u daarvan?
‘Het klimaatprobleem vraagt om saamhorigheid. Het idee dat we dat gaan oplossen in een rechtbank is simplistisch. Aan de andere kant is het interessant dat je overheden blijkbaar alleen op deze manier nog kunt wijzen op hun verantwoordelijkheid.’
De rechter zou uw bedrijf daar ook op kunnen wijzen.
‘Wij hebben ons niet verplicht aan internationale verdragen.’
Bent u gerust op de toekomst van uw bedrijf?
‘De markt wordt gecompliceerder; klanten hebben hele specifieke wensen. Maar we hebben een prima uitgangspositie.’
[Deze tekst is een bewerking van ‘Als Shell een boom wil planten, is dat al verkeerd’, Martin Sommer in de Volkskrant, 30 januari 2021.]