Ik ben een man. Een witte man. Een wat oudere man ook al. Die zich soms boos maakt.
Ik ben heteroseksueel. Ik ben politiek gezien eerder links dan rechts. En het ergste van alles is nog: ik ben hoger opgeleid. Dat betekent dat ik tegenwoordig opgejaagd wild ben. Een mens weliswaar, maar een van de verachtelijkste soort – als je de heersende politiek correcte opinie mag geloven tenminste. Misschien heb ik er daarom altijd zo’n weerzin tegen gevoeld, tegen die heersende opinie, precies omdat hij wil domineren als het lieveheersbeestje – dat helemaal niet zo lief is als zijn naam doet voorkomen.
Want als ik een witte, hoger opgeleide, heteroseksuele man ben, dan zal ik wel in een bubbel leven, niet open staan voor andere perspectieven, voor diversiteit en dan zal mijn historisch besef wel misvormd zijn.
En als ik tegen al die aannames iets in wil brengen, dan lijkt het blijkbaar alsof ik ‘in de verdediging schiet’. Omdat tegenargumenten niet bestaan in het huidige zwart-wit denken. De ‘waarheid’ beleeft zowaar zelfs een comeback. En wie kan zich nu tegen de waarheid verzetten?
Mijn verweer wordt symptomatisch gevonden voor waar ik me niet bewust van ben. Blijkbaar hebben anderen wel toegang tot mijn onderbewustzijn, en ik zelf niet. Als deze ouderwetse psychologie van de koude grond mij ergens van overtuigt, dan is het van Goya’s gelijk toen hij tekende: ‘de droom van de rede creëert monsters’.
Omdat zoveel mensen zichzelf niet kennen, zichzelf zelfs ontkennen en dus maar leunen op die heersende opinie; op de opinie over mensen die op hen lijken, betekent dat nog niet dat die ook voor mij geldt. Een van de goede facetten van het toenemende individualisme lijkt me nou juist dat je oog hebt voor het individu en niet generaliseert over mensen die oppervlakkig gezien een groep vormen. Schud mij dus de hand als je iets van me wilt weten, en stel vooral eens een vraag.
En anders: nagel me maar aan het kruis, dan zal ik alle zonden op mij nemen. Dit weekend nog. Om maandag weer op te kunnen staan uit de doden.