Het magisch denken heeft Poes niet kunnen redden. Ze werd een week na haar verdwijning niet ver van huis dood uit het water van een sloot gevist.
De volgende ochtend konden we haar ophalen bij de gemeentewerf, waar ze in een plastic zak lag, in de vriezer met de sticker ‘Huisdieren’ erop. We namen haar mee naar huis en legden haar buiten onder een lakentje in een kartonnen doos. Ondanks de relatief hoge temperatuur zou ze die dag niet meer helemaal ontdooien. Wel werd ze weer herkenbaar toen het ijs op haar vacht gesmolten was: van haar geknakte staart tot het hapje uit haar rechteroor. Haar snorharen piekten uiteindelijk ook weer opzij, en hier en daar werd de vacht al een beetje aaibaar zacht.
Ik vond het belangrijk om haar nog even naar binnen te dragen, want thuiskomen moest, zoals iedere dag, ook toen haar doel zijn geweest. Ik schoof het lakentje even van haar kopje, zodat ze naar de plek in de keuken kon kijken waar ze altijd haar brokjes at. Ondertussen maakten wij haar laatste rustplaats in de tuin wortelvrij en diep genoeg.
Haar terugkeer was triest en troostrijk tegelijk. We huilden om haar dood maar waren ook opgelucht dat ze niet voor altijd, zomaar ineens, verdwenen was. Sterker nog: ze was weer bij ons thuis gekomen. Ze is nu dichtbij, ook al is ze dood en begraven. We kunnen weer tegen haar praten, ook al miauwt ze niet meer terug.
Dat onze Poes een ziel heeft, een ziel die nu rust gevonden heeft – het is waarschijnlijk een projectie van onze eigen, verlangende geest. Toch wil ik erin geloven, dat kan ik niet ontkennen, en daarom bestaat het. Het magisch denken heeft een plaats in mij veroverd.
De wilde winden van januari zijn gaan liggen, en ik begin me langzaam te verzoenen met haar lot. Het is alsof Poes, door dood naar ons terug te keren, bevrijd is van haar eigen sterven. Maar misschien slaat ook dat op ons. Het lijkt er voor ons op dat ze weer buiten aan het spelen is, eigenlijk: opnieuw aan het verdwijnen is, maar nu uit vrije wil, en met onze instemming.
Toen we haar in de grond hadden gelegd, ook met haar staart weer in de krul, lag Poes er ogenschijnlijk intens tevreden bij: snuffelend, verlangend naar iets dat ze geroken had. Nieuwsgierig naar een nieuwe dag, een ander leven, voorbij dit ongeluk. Ook de dood is tenslotte een avontuur.