We waren vanochtend weer eens in het bankgebouw. In termen van spionage: op bezoek bij onze mol in de organisatie. Terwijl we op onze connectie wachten, sloegen we de wachtende heren en een enkele dame gaande die zich ophielden bij de receptie. Ze fascineerden ons, die goed verzorgde bezoekers met hun onberispelijke kostuums (waarvan hooguit de broekspijpen soms wat te kort waren), hun degelijke leren tassen en glimmend gepoetste schoenen, en we beloerden ze vanuit onze ooghoeken.
Er heerste een nerveuze stemming, in afwachting van de bankmedewerkers. Hoewel de meeste klanten zelfvertrouwen uitstraalden, was het waarschijnlijk dat ze om geld kwamen vragen, en dat het niet geheel zeker was dat ze dat zouden krijgen. Daarom vonden ze het spannend, al probeerden ze dat zo goed mogelijk te verbergen – achter onderlinge jovialiteit en soms een geforceerde, beminnelijke glimlach voor de aanwezige zakelijke relaties.
Wij filosofeerden ondertussen uit de losse pols over het verschil tussen geld als middel en geld als doel – en de positie van de bank. Zou een bank ook in tijden van crisis de minder duidelijk calculeerbare aspecten van de eigen organisatie blijven honoreren? Dat zou nog eens van de noodzakelijke visie getuigen. Volgens onze man maakte de bank er wel degelijk tijd voor vrij, maar hij plaatste ook subtiele kanttekeningen. Gelukkig was hij er nog en bestond de kunstafdeling ook nog altijd. Dat was een goed teken.
Onze indruk van de zakelijke klanten van de bank was oppervlakkig, en bleef steken bij hun uiterlijk voorkomen dat nogal uniform was. Waren ze ook allemaal hetzelfde? Wat hadden ze met geld; waarom deden ze dit soort werk; wat voor persoonlijk leven hadden zij? Onze fantasie werd even gekieteld, maar echt weten wilden we het niet.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.