‘Nu ja, zei Géronnez, ze zullen wel wat vinden, ze vinden altijd wat, na je vijftigste kun je er gif op innemen dat ze iets vinden, en als de dokters bij een vijftigplusser niets vinden, dan vraag ik me af wat ze gestudeerd hebben, dan moet je naar een ander ziekenhuis gaan. (…)
Bij mij is het de milt. Is het niet vreemd? Uitgerekend de milt. Nu zult u vragen, waarom is dat vreemd? Zegt u mij, wat doet de milt, wat is zijn taak? Nou? Ziet u wel, u weet het niet. Niemand weet het, vraagt u maar aan uw vrienden, uw kennissen, vraagt u maar aan de mensen op straat. De lever, ja! Het hart, natuurlijk! De longen, de nieren, je hoeft geen medicijnen gestudeerd te hebben om te weten wat die organen doen, wat hun functie is. Maar de milt – nu, zegt u eens: wat is de taak van de milt? Ziet u, dat is toch eigenaardig! De milt leidt een schaduwbestaan. Terwijl al die andere organen, waarvan we op de hoogte menen te zijn en die we zo belangrijk vinden, op den duur niet eens kunnen werken als de milt er niet zou zijn. De milt controleert alle andere organen, weet alles, houdt ze ononderbroken in de gaten. Hij weert kwalen van andere organen af, verwijdert schadelijke deeltjes uit het bloed, slaat witte bloedlichaampjes op die hij waar nodig inzet, je kunt zeggen uitzendt als een interventiemacht. (…).
En alles wat de milt doet, nemen de andere organen waar. Hij is de grote communicator, en tegelijk de geheime dienst die door niemand wordt opgemerkt. En waarom heeft niemand oog voor de milt? Waarom weet niemand wat de milt doet? Precies: omdat hij in de regel niet opvalt. De milt is het orgaan dat maar heel zelden problemen oplevert. Hij lost de problemen van andere organen op, hij weert naar vermogen hun kwalen af maar wordt zelf zo goed als nooit ziek. (…)
Ziet u. En bij mij is het de milt. Geen toeval. Ik ben zogezegd beroepshalve milt, en een tijdje geleden heb ik gemerkt, ik red het niet meer, ik kon niet meer accepteren wat mijn taak was, en –
U bent van beroep… wat? Ik bedoel, milt is geen beroep.
Brunfaut zuchtte.
Ik werk bij de Europese Commissie, zei Géronnez, bij EC-FIN, dat is de hoofddirectie Economie en Financiën. Ik ben verantwoordelijk voor de communicatie.’
[Robert Menasse, De hoofdstad, p.231-233.]