‘”Everything is flourishing here except me,” schreef hij in december 1948 aan David Astor, die na Orwells dood nog lange tijd gebukt ging onder het feit dat hij degene was die hem met Jura kennis had laten maken. Eind december 1948 kwam het manuscript gereed, dat hij, hoestend, rochelend en duizelig van de koorts, eigenhandig moest corrigeren omdat geen van de typistes van zijn uitgeverij ervoor voelde om vanuit Londen de barre tocht naar het noorden te ondernemen. Eerst noemde hij het boek Last man in Europe, maar op het laatst veranderde hij het in 1984, vermoedelijk, zo wordt aangenomen, omdat het op dat moment 1948 was.
“I would have gone to a sanatorium two months ago if I hadn’t wanted to finish that bloody book off, which thank God I have done,’ vervolgde hij in diezelfde brief aan Astor. ‘I had been messing about with it for 18 months thanks to this bloody disease.’ Begin januari 1949 – het manuscript was in Londen aangekomen – werd hij in comateuze toestand van Barnhill naar het vasteland vervoerd.
Hij werd opgenomen in een sanatorium, vervolgens in een ziekenhuis in Londen. De artsen hadden hem opgegeven, op 26 januari 1950 overleed hij.’
[Joris van Casteren, Het glas van Casanova. Sebald en de anderen achterna, p.73.]