‘Eerst deed ik net alsof ik schreef, maar ze zei dat dat niet werkte. Het publiek zou meteen doorhebben dat ik maar deed alsof. “Schrijf echt iets.” Eiste ze, en vervolgens, voor alle duidelijkheid: “een verhaal. Niet zomaar wat woorden. Doe het natuurlijk, zoals u altijd schrijft.” Ik zei haar dat het niet natuurlijk was als ik zou schrijven terwijl ik gefilmd werd voor de Duitse publieke omroep, maar ze hield voet bij stuk. “Maak er dan gebruik van,” zei ze. “Schrijf een verhaal precies daarover – over hoe onnatuurlijk het is en hoe dat onnatuurlijke ineens iets voortbrengt: iets echts, vol passie. Iets wat u helemaal doordringt, van uw hersens tot uw lendenen. Of andersom, ik weet niet hoe dat bij u werkt. Dat wil zeggen, waar in uw lichaam de creatie precies begint. Het is bij iedereen anders.” Ze vertelde me dat ze ooit een Belgische auteur had geïnterviewd die elke keer als hij schreef een erectie kreeg. Iets in het schrijven “stiffened his organ” – dat was de uitdrukking die ze gebruikte. Het was vast een letterlijke vertaling van het Duits, maar in het Engels klonk het heel vreemd.
“Schrijf,” hield ze aan. “Mooi zo. Ik vind uw slechte houding tijdens het schrijven geweldig, die verkrampte nek. Het is werkelijk prachtig. Blijf schrijven. Heel goed. Zo moet het. Natuurlijk. Let niet op mij. Vergeet dat ik er ben.”’
[Etgar Keret, ‘Welk dier ben je?’, in: Verrassing, p. 245-246.]