‘Schrijven dat is het heilige in de alledag, het kunnen onderscheiden tussen de saaie kiem, kern en architectuur en de emailleglans van naad, van knooppunt en van het netwerk dat ruist als vele sprinkhaanvleugeltjes. Men moet in die regio al lezend naar binnen gaan, als aangetrokken door een duizelende lokroep en zien hoe alle tekst met elkaar verbonden is. (…) Schrijven is opera, theater, poppenkast, maskerade, overgang van zijn naar schijn, van man naar vrouw, van leven naar dood. Het is de ruimte van het ongehoorde, waar gifgas de lucht om te ademen verdringt, waar de adressant de zo noodzakelijk afwezige is, maar waar evenzeer de vereniging tot onbaatzuchtigheid een onderdak wordt geboden. Schrijven is het weet hebben van resonans, toespelingen, het verborgene, onzegbare, verzwegen. Direct zijn is vulgair. Het is ook de lust tor vernielen, de wil uit de wens geboren zich aan iets te kunnen vastklampen dat stevig is en bewezen. Schrijven is zonder nut of perspectief, het is een verslaving, een roesachtige dynamiek, het is zinloos maar de ware scribent kan het niet laten. Het is niettemin de luciditeit van de toxicomaan, een schalks delire, dat ook onder broeikasomstandigheden weet heeft van het dreigende dictaat der werkelijkheid; de dubbelzinnigheid van de drang om aan de vreselijke, liederlijke eenduidigheid te ontkomen in de overtuiging dat dit onmogelijk is. Het is goed in deze ondoorzichtigheden niet alleen te zijn, verliefd te zijn op zichzelf als verliefde, maar niet alles in handen te geven van deze begeleider. Dat is schrijven.’
[Willem Brakman, De gifmenger, p.19.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.