‘Na een rit van twintig minuten kwamen we zelf aan in Treblinka. De naam stond op een bord aan het begin van een lange, smalle weg door een dennenbos.
Als je niet beter zou weten, klinkt Treblinka als de naam van een beeldschoon meisje. Een meisje als Dinska Bronska uit het landverhuizersgedicht van Karel van den Oever. Vreemd dat Treblinka uitgerekend die regels bij me opriep. Of toch niet? Het meisje uit Plocka dat in Hotel Lapland te Antwerpen wachtte op een verroeste stoomboot, had op de almanak van de Red Star Line gelezen dat Canada veel grotere appels en geler koren had dan Plocka.
De chauffeur liet ons uitstappen op een open plek in het bos die dienstdeed als parking. Aan de kant stond een donkergroene, metalen onthaalbarak met gesloten loketten. Met een breed gebaar wees de chauffeur naar een pad van bolle kasseien dat dieper het bos in liep.
“Here’s Holocaust”, zei hij. Alsof hij een act aankondigde. Twee uur later zou hij ons weer komen ophalen. Met Herman sprak ik af dat we vanmiddag onze eigen gang zouden gaan. Loners zijn we van nature. En Treblinka is bij uitstek een oord dat je beter alleen kunt ondergaan.’
[Pascal Verbeken/Herman Selleslags, Tranzyt Antwerpia. Reis in het spoor van de Red Star Line, p. 41.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.