‘Toen ik de man voor het eerst gadesloeg, was ik uiterst verbolgen. Ik was ’s ochtends zo tegen een uur of negen wakker geworden van een hels lawaai, alsof ik met mijn kussen naast een Stalinorgel lag. Ik ontstak in woede, haastte me naar het raam, keek naar buiten en zag daar die man in de weer met zijn blaastoestel. Daarop werd ik meteen nog kwader, want een blik op de bomen rond het hotel maakte duidelijk dat het een uitgesproken winderige dag was. Het was, daar kon geen misverstand over bestaan, volkomen onzinnig om die dag loof doelbewust van hot naar haar te willen blazen. Ik was aanvankelijk van plan naar buiten te stormen en hem verontwaardigd ter verantwoording te roepen, maar toen bedacht ik me. Want ik had ongelijk.
de man had een bevel gekregen. Het bevel luidde: loof wegblazen. En hij voerde dat bevel uit. Met fanatieke trouw, waar een Zeitzler een voorbeeld aan had mogen nemen. Een man volgt een bevel op, zo eenvoudig was het. En liet hij daarbij een klacht horen? Barstte hij uit in gejammer dat het met deze wind toch zinloos was? Nee, hij vervulde dapper en stoïcijns herrie makend zijn plicht. Zoals d trouwe mannen van de SS. (…)
Het greep me zo aan, dat ik me rap aankleedde, naar buiten ging, op hem afliep, een hand op zijn schouder legde en zei: ‘Beste kerel, ik wil u graag bedanken. Voor mensen zoals u zet ik mijn strijd voort. Want ik weet: uit dit loofblaastoestel, uit elk loofblaastoestel in dit land stroomt de hete adem van het nationaal-socialisme.’
[Timur Vermes, Daar is hij weer, p.90-91.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.