‘”Weet u wat ik nu hoor? Ik hoor de aanklachten tegen de grote ideeën, er heeft zich een immens gerechtshof tegen de grote ideeën gevormd, ik hoor hoe men langzaam begint, alle grote ideeën een proces aan te doen. Steeds meer grote ideeën worden gearresteerd en in de gevangenissen opgesloten. De grote ideeën zullen tot verschrikkelijke straffen veroordeeld worden, dat weet ik! Ik hoor het! De grote ideeën worden aan de grenzen gevangen genomen! Er vluchten er vele, maar ze worden ingehaald en getuchtigd en ze komen in strafinrichtingen! Levenslang, zeg ik, levenslang tuchthuis is de minimumstraf waartoe men de grote ideeën veroordeelt. De grote ideeën hebben geen verdedigers! Niet eens een armzalige toegevoegde raadsman hebben ze! Ik hoor de officieren van justitie tegen de grote ideeën requireren! Ik hoor de politie met haar houten knuppels op de grote ideeën slaan! Altijd al heeft de politie op de grote ideeën ingeslagen! Zij heeft de grote ideeën opgesloten! Weldra zullen alle grote ideeën opgesloten zijn! Geen enkele grote idee zal meer vrij zijn! Hoort u wel! Ziet uw wel! Alle grote ideeën is altijd principieel het hoofd afgeslagen! Hoort uw wel!” De schilder zegt dat ik vooruit moet lopen, en ik loop vooruit, en hij drijft me met zijn stok naar de kuil.’
[Thomas Bernhard, Vorst, p. 35.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.