‘Toen vermande Olof Helmersson zich, pakte met duim en wijsvinger van zijn rechterhand de loshangende huid onder zijn kin beet en trok die een handbreedte naar voren, alsof hij lucht in zijn strot en spraakorgaan wilde pompen. Vervolgens vatte hij in enkele eenvoudige zinnen de reden van zijn komst samen, die hij ook wel zijn boodschap noemde.
Er is geen God.
De Messias is niet gekomen, vermoedelijk komt hij nooit.
Jezus was maar een gewoon, overmoedig mens.
Een bekering is een ziekelijke storm van gevoelens, anders niet.
Een eeuwig leven is ondenkbaar. Maar de dood is eeuwig.
(…)
De dag des oordeels zal nooit komen.
(…)
De Heilige Geest is niet een speciaal soort geest, het is een geest als alle andere.
Enzovoort.
Als ik niet wist, zei Gideon, terwijl hij voorzichtig in zijn ongeschoren kin kneep, als ik er niet heel zeker van was dat jij het bent, Olof Helmersson, die hier spreekt en dat jij het was die ooit mijn eeuwige ziel bekeerde, dan zou ik zeggen dat je als een godloochenaar klinkt.
Olof Helmersson had gaandeweg zijn stem verheven terwijl hij zijn boodschap uitlegde en toelichtte, je zou haast geloven dat hij het tegen een hele gemeente had toen hij verderging: ja, hij loochende inderdaad alles waarvan hij zich vroeger, een mensenleven geleden, had ingeprent dat hij erin geloofde en alles wat hij in zijn naïveteit voor heilig had gehouden. Het had hem tientallen jaren gekost om tot die bevrijdende loochening te komen.
Godloochenaar, dat word je niet in een handomdraai!
Maar eindelijk zag hij alles nu zeer, zeer helder in. Dat heldere inzicht had hem genoodzaakt en gedwongen naar deze afgelegen streek terug te keren. Een sterkere macht dan zijn eigen wil had hem opgedragen een vouwfiets aan te schaffen en op reis te gaan. De allerlaatste zendingsreis, zogezegd.’
[Torgny Lindgren, Norrlandse aquavit, p. 38-39.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.