‘Ozu’s verlaagde horizon heeft een driedelig ruimtelijk effect. Ten eerste plaatst het het menselijk zwaartepunt (de navel, zoals Leonardo da Vinci in zijn tekening uit 1492 liet zien) in het centrum van het beeld. Het gevolg is dat er geen beelden in de wereldcinema bestaan die zo in rust zijn of minder geneigd te vallen of te draaien als die van Ozu en Shigehara. Ten tweede kijkt de camera meestal iets omhoog om de personages te kadreren en daardoor komt de grond veel minder in beeld in medium of zelfs brede shots. In de loop van een film en een hele carrière verleent dit Ozu’s personages een gewichtsloosheid die in andere, traditioneel meer op de grond gerichte films niet optreedt. Ten derde wordt er een nieuwe ruimte geopend boven de camera; we zien plafonds in interieurs en Ozu was een van de eerste regisseurs ter wereld die erop stond dat zijn sets plafonds kregen. Critici hebben lang beweerd dat we niet alleen reageren op het verhaal en de psychologische aspecten van films, maar dat we ze ook ervaren als gecompliceerde ruimtes: westerns zijn geografische ruimtes, roadmovies zijn lenteachtige, lineaire ruimtes, de films van Eisenstein en Pudovkin zijn gefragmenteerde ruimtes, als kubistische schilderijen, enzovoort. Als dat waar is, en dat denk ik wel, dan horen Ozu’s films tot sommige van de ruimtelijk origineelste en opvallendste in de geschiedenis van het medium. (…)
Niemand vóór hem had een manier gevonden om het menselijk lichaam zo te centreren als Ozu deed; niemand had een bevredigender balans tussen beweging en stilstand gevonden dan hij in de komende jaren zou doen; niemand was zo geïnteresseerd in hoeken van 90 en 180 graden en wees even beslist die van 45 graden af; weinigen schuwden in dezelfde mate verhoogde menselijke activiteiten en maar weinigen probeerden zo vaak als Ozu het menselijke gezicht in kalme beschouwing van levensproblemen te filmen.’
[Mark Cousins, Close-up. Wereldgeschiedenis van de film, p. 128-129.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.