‘De schrijver die de geest laat vagebonderen brengt doorgaans teksten voort waarvan de bouw zo los en soepel is, de inhoud een sterke voorliefde of het bijzondere toont, en waarin de eigen persoon en het eigen standpunt nadrukkelijk naar voren komen. De vagebonderende tekst wordt gereguleerd – of beter gezegd: gedereguleerd – door karakteristieken als anarchie, spoorzoeken, sensatie en oriëntatie.
(…)
Vagebonderende teksten kennen uiteraard niveauverschillen. Het element van willekeur mag niet domineren (chaos kan overigens heel productief zijn, zolang hij maar functioneel is), evenmin als de inbreng van de eigen subjectiviteit. Het vagebonderen kent ook het gevaar van afdwalen, verdwalen of zelfs falen, al zal de vagebond met Samuel Beckett zeggen: ‘Ooit geprobeerd. Ooit gefaald. Geeft niet. Weer proberen. Weer falen. Beter falen.’ Bij het vagebonderen kan men verscheidene keren vanuit een andere richting hetzelfde punt passeren, soms zelfs zonder dat men het zich realiseert. Dit gevaar heeft ook zijn positieve kant, zoals Rebecca Solnit in A Field Guid to Getting Lost stelt: je raakt los van het vaste stramien en komt aan gene zijde van het vertrouwde.’
[Léon Hanssen, Handboek voor de vagebond, p.128.]