‘Vandaag begin ik aan de eenenzestigste bladzijde van dit boek, in de wetenschap dat internet me geen stap verder brengt. Op het Web is geen spoor te vinden van Gérard Mourade of Roger Behaviour. Volgens de zoekmachine zijn er drie Noëlle Lefebvres in Frankrijk, maar geen van drieën kan degene zijn die brieven ontving via de poste restante.
Des te beter, er zou anders niets overblijven om een boek over te schrijven. Dan kon je volstaan met het kopiëren van de woorden die op het scherm verschijnen, zonder verder nog een beroep te hoeven doen op je verbeelding.
En net zomin als bij digitale foto’s zou je dan nog kunnen zien hoe de afbeelding langzaam tot ontwikkeling komt in de donkere kamer, dat beeld en die donkere kamer waar een schrijver uit de negentiende eeuw op doelde in een brief die ik honderd jaar later bij de poste restante had kunnen vinden en die me de moed zou hebben gegeven om mijn onderzoek voort te zetten: ‘Ik praat nog steeds met niemand. En ook mijn boeken moet ik trouwens eerst in een soort donkere kamer van de eenzaamheid tot leven zien komen, voordat ik ze kan schrijven.’
[Patrick Modiano, Onzichtbare inkt, p. 61-62.]