‘Op het moment dat de dief het zuidelijke raam van de dokter openwrikte, sprong Heterdaad naar voren als een gazelle, zette af op een kantsteen en greep de onverlaat in zijn nekvel.
‘Kip, ik heb je!’
De dief grijnsde. ‘Maar ik heb nog niks gedaan, je kunt me niets maken.’
Heterdaad snoof, die dekselse dief had gelijk.
‘Oké, dan wacht ik ondertussen wel hierbuiten.’
Zo was Heterdaad. Altijd iedereen een stap voor. Hij rookte een mentholsigaret terwijl de dief aan de slag ging.’
[Johan Hartstad, in: ‘Heterdaad en de geheime massagestudio’, Heterdaad, p. 64.]