‘Dr. Hake was destijds de intellectueel in de gemeentelijke morgue: een knappe, afstandelijke pijproker van halverwege de dertig, een pijproker met haren die de kleur van rode wijnsaus hadden. Hij had uit vrije wil de kleinste en sjofelste werkkamer genomen omdat hij het uitzicht zo romantisch vond: buiten aan de muur hing, vanuit zijn raam steeds leesbaar, het bord waarop MORGUE stond. Hij investeerde het grootste deel van zijn salaris en al zijn emoties in de publicatie van boeken over het leven en de zin ervan, geschreven in zijn geliefd artsenproza. Onlangs had hij zich ook gewaagd aan een gedicht. Dat had veel opzien gebaard; het ging over organen. Als enige van de afdeling pathologie hing hij de overtuiging aan dat in het innerlijk van de mens niet slechts ingewanden woonden, maar ook een ziel, en dat zich in het innerlijk van elke ziel een smerig geheim verborg. Daardoor fronste hij vaak zijn voorhoofd, hetgeen gecombineerd met zijn vele publicaties, het respect van de secretaressen voor hem nog vergrootte.’
[Irene Dische, Vrome leugens, p. 137.]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.