‘In Europa wordt het noodlot zowel in passieve als actieve zin opgevat,’ probeerde ik samen te vatten. ‘Passief betekent: er is een oorsprong en daarvanuit ontwikkelen de gebeurtenissen zich min of meer volgens plan. Vat je het meer actief op, dan gaat het meer om een genese. Je slaat je door het leven en hoopt dat je niet ziek wordt. Als ons eigen leven min of meer van buitenaf wordt bepaald, zien we daarin de hand van het noodlot. Noodlot is een geseculariseerde variant van God. Die wil men niet langer, maar het is teveel gevraagd om helemaal alleen op jezelf aangewezen te zijn. – Zelfs als ik een proefschrift over het juiste gebruik van het woord noodlot had gevonden, zou het me niet veel verder helpen.’
‘Zo’n proefschrift is er vast wel,’ zei Mr. Neitherkorn en ging zitten.
‘Zonder meer,’ zei ik. ‘Maar zijn verhalen niet beter dan traktaten?’
‘U hebt neem ik aan niet zo’n filosofische geest?’ vroeg hij en sneed de carrot cake aan tegelijk met de verpakking.
‘Ik kan niet zoveel met filosofie,’ antwoordde ik. ‘Op dat abstractieniveau kun je ook altijd het tegendeel beweren. Het kwaad: dat zijn de abstracta; het noodlot: dat zijn de anderen.’
[Ingo Schulze, ‘Mr. Neitherkorn en het lot’, in: Nul-zes, p. 60-61]
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.