De manier waarop ik in mijn jas zit. Als James Dean, met opgetrokken schouders in de regen. Als Irimiás, de bedrieger in Bela Tarrs verfilming van Satanstango. Ja, dat komt dichterbij; met de wind, de bladeren en het zwerfvuil in de rug. Ik voel mezelf lopen, zoals ik mezelf ook hoor lopen.
Toen ik een jaar of tien, elf was, droeg ik als enige in de klas zwarte suède laarsjes met hakken, vanwege het geluid – en werd daar natuurlijk mee gepest. Ik trok ze daarop steeds minder vaak en uiteindelijk helemaal niet meer aan.
Werk ik aan een bepaalde tred? Ik hoor wel een verband met mijn gemoedsrust, of het ontbreken daarvan, dwing mezelf soms langzamer, bedachtzamer te lopen, zoals dat met ademen kan. Om daarmee, als het ware omgekeerd, invloed uit te oefenen op hoe ik leef.
Een familiefeestje. De drie broers die elkaar zelden of nooit zien. De kinderen, die op een fascinerende manier op ons lijken. Onze vader, wiens stem in al onze stemmen doorklinkt. Het is donker buiten en het feest vindt plaats onder een laag plafond, waardoor ik nog groter lijk dan ik ben en opval – terwijl ik die dag zo graag onzichtbaar had willen blijven. The man who wasn’t there. Ik wil er niet zijn, ik ben er ook niet, maar toch kan ik niet ontkomen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.