Vorige maand een jaar geleden waren M. en ik in Japan. En hoe goed we ook bevriend zijn; we hadden sinds onze terugkeer nog maar een keer afgesproken, een half jaar later in museum De Pont in Tilburg. Daar draaide Fiona Tan’s film Ascent, een montage van duizenden, sterk uiteenlopende foto’s van de berg Fuji en een voice-over die een fictief verhaal vertelde.
We lunchten in het museumrestaurant en verbaasden ons erover dat onze reis zo lang geleden en zo ver weg leek – bijna alsof hij niet had plaatsgevonden. Na onze terugkeer waren we weer opgeslokt door ons dagelijkse bestaan en ons werk maar we hadden allebei ook grondig aan verwerking gedaan, bijvoorbeeld door over onze ervaringen te schrijven. Sterker nog; ik had er zelf een maand lang aan besteed om al mijn indrukken en notities uit te werken. Toch hadden we allebei de indruk dat naarmate de tijd verstreek, onze onderneming steeds onwerkelijker werd. Alsof juist door de voorbereiding en juist door nauwgezette verwerking, de reis zelf maar een korte gebeurtenis was geweest en uit onze gedachten verdwenen was. Gewist uit het ‘werkgeheugen’. Opgeborgen in het archief, droog en donker, als een luchtdicht pakketje. Een pakketje dat alleen op verzoek tevoorschijn kon worden gehaald. Dat moest dan blijkbaar minstens een verzoek in tweevoud zijn want we hadden er, onafhankelijk van elkaar, nauwelijks meer aan gedacht. Zelfs toen we in De Pont gezamenlijk een poging deden, slaagden we er nauwelijks in herinneringen op te halen.
Het is nu weer een half jaar later. Volgende week komt M. op bezoek. Toen ik hem uitnodigde, schreef hij terug dat hij in de afgelopen weken door Tokyo gelopen had, plotseling, als in een droom. Ik had dezelfde ervaring, misschien wel precies tegelijkertijd. Het was exact een jaar geleden dat we elkaars reisgenoot waren.