Sommige schrijvers krijgen een beter leven in de ramsj. In het antiquariaat kun je schrijvers en boeken nog ontdekken, en dat is iets heel anders dan het tussen pallets vol met boeken die bestsellers moeten worden door moeten laveren, langs tafels waar nieuwe boeken maximaal twee, drie maanden liggen voordat ze worden teruggestuurd naar de uitgever, om bij de kasten uit te komen waarin de andere boeken staan, die overigens ook vooral in het laatste jaar zijn uitgekomen. Boekenbijlagen en boekwinkels staan over het algemeen vol met boeken die je overal ziet. En dan te bedenken dat het ware aanbod op de boekenmarkt vele malen groter is dan wat je daar doorgaans aantreft. Iedereen die wel eens een catalogus heeft gezien van de boeken die bij een uitgeverij verschijnen en die vergelijkt met de boeken die je uiteindelijk tegenkomt, weet wat ik bedoel. Buiten het zicht van de lezers vindt een bloederige slachtpartij om de aandacht plaats. De boekhandel is de brandschone slagerij, waar je een onsje literatuurworst of keurig gepaneerde prozaschijven kunt halen.
In de ramsj wordt het leven van veel auteurs en hun boeken verlengd of worden ze opnieuw ontdekt. Het vinden van hun werk is voor de liefhebbende lezer soms een ongeëvenaarde verrassing. In de antiquariaten wachten prachtige klassiekers, slecht verkopende maar geweldige schrijvers, writers-writers, en onterecht overgeslagen auteurs ongeduldig op jou, de gepassioneerde lezer.
Vorige week stuitte ik zo in Eindhoven op een boek van B.S. Johnson, van wie ik hier al eens uit Ongeluksvogels citeerde. Het was zijn laatste bij leven verschenen boek, De dubbele boekhouding van Christie Malry (1973). De eerste, veelbelovende zinnen bleken wonderwel op de actualiteit aan te sluiten:
‘Christie Malry was een eenvoudige ziel.
Hij had al gauw door dat ze bij hem thuis niet veel geld hadden, dat hij dat derhalve naar beste kunnen zou moeten zien te verwerven, dat er onprettige (en voor hem onaanvaardbare) straffen stonden op de verwerving ervan met behulp van het soort methodes dat de maatschappij als crimineel beschouwde, dat er andere methodes bestonden die de maatschappij (enigszins willekeurig) niet als crimineel beschouwde, en dat hij er hoogstwaarschijnlijk het meeste profijt van zou hebben als hij dicht bij het geld ging zitten, of minstens dicht bij het grote geld. Hij besloot dan ook om bankemployé te worden.
Ik zei toch al dat Christie een eenvoudige ziel was.’
[B.S. Johnson, De dubbele boekhouding van Christie Malry, p. 9.]
B.S. Johnson wordt gezien als een cultschrijver of een ‘vergeten schrijver’. Ik voel sympathie voor die zogenaamde ‘vergeten schrijvers’. Misschien omdat het lezen van hun werk een meer exclusieve ervaring lijkt, in tegenstelling tot het lezen van Dimitri Verhulst of de winnaar van welke willekeurige prijs dan ook. Of zou het zijn omdat ik zo langzamerhand zelf een ‘vergeten schrijver’ ben geworden? Ben ik zo shallow? Dat zou ook kunnen.
Bij mijn allereerste optreden voor publiek werd ik aangekondigd als ‘De onbekendste schrijver van Utrecht’ en ik vond dat meteen een mooie geuzennaam – die ik steeds koester totdat ik een nieuw boek in de winkels heb, en klaar ben voor mijn herontdekking. Zo kan ik in alle rust verder schrijven. Slechts onderbroken door goed gezelschap, zoals vandaag.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.