Aan het begin van de week waarin de reorganisatie aangekondigd werd, droomde ik dat ik voor een krant schreef. De hoofdredacteur, een omhooggevallen collega-journalist die zijn positie louter te danken had aan de publicatie van een succesvolle roman, was bijzonder kwaad over een incident waardoor de reputatie van de krant op het spel was komen te staan. Hij kon zijn woede nauwelijks beheersen en nam dagenlang de tijd om alle journalisten een voor een bij hem langs te laten komen in een gymzaal. In die grote zaal met de zo kenmerkend hooggeplaatste ramen moesten we wachten op de lange, lage banken tot het onze beurt was. Dan gaf hij, alsof het een sollicitatieprocedure betrof, iedereen een opdracht om daarna te observeren op wat voor manier we die zouden uitvoeren. Hij, nota bene juist hij leidde daar een wraakzuchtig professionaliteitstribunaal. En ook al wist ik dat ik al jaren goed werk leverde, ik begon me toch zorgen te maken. Omdat dat er misschien helemaal niet toe deed.