Tergend langzaam reden we San Pellegrino uit. Eerder die dag was iedereen de hitte in de steden ontvlucht – naar de meren, de bergen in. En nu gingen ze allemaal tegelijk terug naar huis, waardoor er prompt een file ontstond. De lokale krant van Bergamo had het aangeduid bij het weerbericht: op 1000 meter is het twee graden koeler, op 2000 meter vijf. Wij waren de Valle Brembana ingegaan, een schitterende, groene vallei aan de voet van de Dolomieten en we reden langzaam maar zeker omhoog om aan de grootste hitte te ontsnappen.
Jachtgebied. Dichte bossen, steile hellingen. Hier en daar steengroeves, waarvan sommige al langere tijd aan hun lot overgelaten waren. De mensen verkochten hier hout, steen en zand – feitelijk hun eigen land.
Onze bestemming aan het einde van een lange reeks krappe en steile haarspeldbochten was de ruïne van het huis van familie van de zestiende eeuwse dichter Torquato Tasso in Camerata Cornello. Tasso’s naam kwam mij bekend voor uit Ferrara, maar ik kon me niet meer goed herinneren waarom. De familie Tasso bleek betrokken bij de oprichting van de moderne Italiaanse posterijen. In het dorp van nog geen honderd zielen (waarvan er zeker negentig genoten van een lome zondagsrust) was zelfs een klein museum gewijd aan deze geschiedenis.
Meter voor meter bestudeerden we de huizen langs de uitvalsweg van San Pellegrino. Terwijl we het kuuroord uitreden, en het imposante maar dichte en lege Grand Hotel achterlieten, langs de fabriekspanden van het gelijknamige, wereldberoemde mineraalwatermerk reden en langs de parkeerterreinen vol kratten met lege, groene flessen, bedacht ik dat met ieder dorp, iedere vlek op de Italiaanse kaart niet alleen een woonplaats van stervelingen maar ook een onsterfelijk verhaal verbonden was. En dat precies dat misschien wel de verklaring was waarom ik er nog altijd naar terug wilde.
De volgende dag, maandag, was het stil langs de meren, en was het onze beurt om het Lago d’Iseo in te duiken. We droogden op met uitzicht op een klein eilandje, waar nauwelijks meer paste dan het kleine kasteeltje. Het behoorde toe aan Sophia Loren, zeiden ze.