Dit is August Strindberg, gefotografeerd op zijn balkon door Sven Åsberg, in 1912. Dat jaar, op zijn verjaardag, juichten tienduizenden mensen hem onder dit balkon nog toe. Vier maanden later stierf hij en volgde een begrafenis die ook door duizenden werd bijgewoond. In de filmbeelden die ervan zijn gemaakt, zie je dat er voor het verdriet van zijn naaste familie maar weinig ruimte is.
Het appartement aan de Drottninggatan 85 in Stockholm dat hij zelf ‘De blauwe toren’ noemde, is sinds 1973 een museum. Je kunt er met hoezen om je schoenen door de vertrekken lopen waar Strindberg zijn laatste jaren versleten heeft: de woonkamer waar nog kleine voorstellingen werden georganiseerd, de kleine slaapkamer met het eenpersoonsbed waarin hij aan maagkanker stierf en het schrijfvertrek met een hele trits kroontjespennen op een rij; veel meer is het niet. Het kwam wel opvallend overeen met de inrichting en omvang van mijn eigen huis. Het was hem blijkbaar ook genoeg.
Zijn laatste vrouw maakte een miniatuurversie van het interieur, die ook in het museum te zien is – het ontroerde me, net als de portretfoto uit zijn stervensjaar. Zijn rechteroog vertoont nog wat strijdlust, iets van de demonische gedrevenheid die zo kenmerkend voor hem was, maar zijn linkeroog lijkt zich al bewust van het naderende einde. De man staat nog, op zijn balkon, omdat die verdomde Åsberg het binnen te donker vond voor de foto. Maar het is duidelijk voor het laatst.
Morgen: ‘Strindberg: De rode kamer’.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.