In mijn leven als deeltijdambtenaar zijn de laatste werkweken voor de vakantie begonnen. Ik tel ze niet af, maar ik herken ze als de weken van opruimen, afronden en vooruitwerken – allemaal vanachter mijn bureau. Dinsdagavond was mijn laatste publieke optreden van dit jaar, alleen zaterdag heb ik nog een rol in het openbaar, zij het achter de schermen. Wat nog wel volgt, zijn de borrels, het bedrijfsuitje en een barbecue die het einde van het academisch jaar traditioneel markeren. Ik maak me daar weinig zorgen over, want in tegenstelling tot vorig jaar kan ik met tevredenheid constateren dat mijn jaarlijkse, in deze periode terugkerende ‘mensenhaat’ vooralsnog niet voelbaar is. Ik ben nog relatief mild en ontspannen. En aangezien er de komende tijd nogal veel leuke avonden en weekends komen, denk ik dat mijn misantropie weinig kans gaat krijgen voor de zomer. Moe ben ik al wel, maar er is gelukkig voldoende tijd om te slapen of slaap in te halen. Je zou zeggen; je hebt dus geen reden tot klagen. Het enige echter dat onder deze stand van zaken lijdt, is het schrijven.
Als ik leef, schrijf ik niet.
Schrijven is terugschrijven.
Dat voel ik altijd. Het knaagt aan me, ook al kies ik voor mijn lijf, mijn geestelijke rust. Ik maak nu nauwelijks polaroids – omdat er geen tijd is of omdat ik in slaap gevallen ben. Laat ik proberen tenminste zo nu en dan een snapshot te maken. Vanaf morgen, of de dag erna.