Ik dacht altijd dat alleen anderen slecht lazen, of half. Net zoals alleen de anderen een onleesbaar handschrift kregen met de tijd. Dat het niet voor mij gold, en zeker niet voor mijn blokletters. Maar ik moet de hand in eigen boezem steken, want ook mij gaat lezen en schrijven soms slechter af.
Zo las ik vluchtig een interview met de Nederlandse winnaar van de Nobelprijs voor natuurkunde, Gerard ’t Hooft (1999), waarin hij zegt: ‘De snarentheorie was een doorbraak en leek het antwoord in te houden op de vraagstukken rond zwaartekracht. In plaats daarvan wordt het raadsel steeds groter. Er ontbreekt nog een belangrijk element. Dat ga ik proberen te vinden! Maar ja, ik ben geen dertig meer. Je ziet wel vaker dat onderzoekers die ooit een belangrijke ontdekking hebben gedaan, zich er daarna niet meer los van kunnen maken om verder te komen. Misschien geldt dat ook voor mij.’
Ik dacht dat ’t Hooft had gezegd dat oudere onderzoekers zich vaak vastbijten in een probleem dat ze niet meer voor het einde van hun leven opgelost kregen. Dat leek me een mooie metafoor voor de raadselachtigheid van het leven, in de richting van de dood. Maar dat stond er dus niet. Misschien betekende het wel dat ik in mijn eigen gedachten nog niet helemaal af ben van de dood, of dat ik eigenlijk wil dat de wereld mooier is dan hij is. Hoe dan ook: ik heb mij voorgenomen weer beter te gaan lezen.
De Nobelprijswinnaar schijnt in slaapstad H. te wonen, dus ik zou hem regelmatig tegen het lijf kunnen lopen. Vlak na het artikel slecht te hebben gelezen, meende ik hem inderdaad gezien te hebben in het winkelcentrum, maar daar ben ik nu niet zo zeker meer van.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.