Iedere keer als ik een roman van John Fante lees, krijg ik voor mijn gevoel bijles. Ineens weet ik weer hoe het moet. Schijn bedriegt echter. Ik kan proberen die karakteristieke directe, enigszins grofgebekte verteltrant over te nemen, maar zo eenvoudig gaat dat niet.
John Fante (1909-1983), vooral bekend van zijn (verfilmde) romans Wait until Spring, Bandini en Ask the dust is een klassieke Amerikaanse storyteller die zijn personages keurig van een herkenbaar uiterlijk, karakteristieke gewoonten en een stevige achtergrond voorziet. Dat is echter een aspect dat mij minder aanspreekt, want het levert vaak een verklaring voor het handelen van de personages. Daardoor is er nauwelijks ruimte meer over voor de verbeelding van de lezer; het verhaal wordt dan soms eendimensionaal.
Zijn zinnen worden niet gehinderd door overdreven metaforiek, hij verliest zich alleen in korte uitbarstingen van vocabulaire als zijn personages van emoties overlopen. Terwijl zij in het spanningsveld tussen verlangen en dromen aan de ene kant leven en drankzucht en ander menselijk tekort aan de andere kant, put Fante uit de bijpassende, botsende stijlregisters. Vorm en inhoud zijn onlosmakelijk verbonden. Ik had het kunnen weten.
Bij het lezen van De broederschap van de druif, de nieuwe Nederlandse vertaling van zijn roman The brotherhood of the grape, proef ik wel iets van mijn liefde voor zijn werk, al vind ik toch Dreams from Bunker Hill en The Road to Los Angeles nog altijd sterker. Ondanks alle liederlijkheid en dronkenschap is Fante een ontnuchterende beschrijver van de condition humaine: we kunnen ons niet aan onze herkomst, ons verleden ons lot ontworstelen, en ieder streven is uiteindelijk gedoemd te mislukken.
Fantes oeuvre is een grootse relativering van de Amerikaanse droom.
Hij hanteert het perspectief van de Italiaanse immigranten, dat hij als geen ander kende. Arbeiders, waartussen een schrijver dan ook nog een snob, een uitslover of een uitvreter is – een motief dat terugkeert in The brotherhood of the grape. Tegelijkertijd horen de alter-ego’s van Fante ook niet bij de gevestigde schrijversorde juist vanwege die immigranten- en arbeidersachtergrond. Bekende, nog altijd herkenbare problematiek.
Het is natuurlijk ook die zwarte romantiek van het schrijverschap die me altijd heeft aangetrokken tot zijn werk, misschien wel omdat hij het nadrukkelijk als schrijven tegen de klippen op weergeeft, iets dat in het nauw komt door honger en dorst en gebrek aan erkenning maar moet gebeuren. Daarin relativeert hij eveneens een droom – zoals de Amerikaanse, en de droom van de ware liefde. Maar het verlangen blijft.