Het was een van de koude, stille, eerste dagen van het jaar dat we bij de kruising van de Hardenvoortstraat en de Bredastraat kwamen en stilstonden bij het desolate witte huis op de hoek. Een winderige hoek, op die dag. Een dode hoek, zou je zeggen, maar de schijn bedroog: op andere dagen is er daar bedrijvigheid genoeg. Er staat een school tegenover, er is het park daarachter, en het viaduct naar de Noorderlaan ligt er vlakbij. Het huis moet een aantal jaren uitzicht op het park gehad hebben en in de lange periode daarvoor op het rangeerterrein dat daar eerst lag. De luiken van het woonhuis waren gesloten, het was deels dichtgemetseld, al jaren geleden. Blind. Er was een deur die misschien nog toegang gaf, als je de sleutel had, maar het onkruid tussen de tegels wees op verlating. Aan de kant van de Bredabaan, waar een dubbele deur de entree suggereerde van wat misschien ooit een nachtclub was, was het pand dichtgemaakt met platen en kettingen. We zagen verwaarlozing en leegte. Verschrompelde, uitgedroogde planten op het Franse balkon, gaten in de deels afgeplakte ruiten die op twee plekken steenrond waren en waar kabels voor een televisie doorheen getrokken zijn.
Van wie was de verfomfaaide poes die hier laag bij de grond, onder de auto’s door en al snel vluchtend voor ons, rondsloop? Waar kun je de geschiedenis van zo’n huis terugvinden zonder direct bij de buren te hoeven aanbellen op 3 januari? Volgens het Belgische Staatsblad woonde op Bredastraat nummer 2 ooit Jan Baptist Jacobs, een landverrader. Hij werd in Antwerpen geboren in 1903, en had van 1942 tot aan de bevrijding de wapens opgenomen tegen België. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog waren hem door een rechter alle ‘titels, graden, openbare ambten, bedieningen en diensten waarmee hij bekleed is’ afgenomen. Militaire afstraffing en levenslange gevangenschap werden hem bevolen.
Na Jan Baptist zullen nog velen in het pand gewoond hebben. Misschien ook wel krakers, zwervers nog. Een van de laatste bewoners wilde via de ruiten communiceren met de omgeving; er stonden teksten op het glas. Het leek wel een gedicht, met de woorden zo van boven naar beneden onder elkaar geplaatst. Een gedicht van een brave burger, zij het een bozige, enigszins verwarde:
Zou u
GSM gezeik
Sluikstort
Hondstront,
Wispelturig
Nakomeligen
Met hun marchandising
Bij kunnen
Houden
AUB &
Dank u
Dan ga ik ook
Mijn eigen in
Houden
Er stond nog meer in kleinere letters bijgeschreven. Dat was vanaf de straat echter onleesbaar.
We liepen nogmaals naar de plat gevouwen hoek van het pand en zagen op een van de ramen dat het karakter van zijn tekst grondig veranderd was, met het voortschrijden van de tijd misschien. Het leek op de volgende stap in een psychologisch proces: ‘A good human is a dead human’.
Wat was hier voorgevallen? Wie schreef dit? Was er geen hoop meer; was dit het begin van het einde? We zullen het nooit weten. We zagen alleen nog een afgesloten spookhuis.