De Utrechtse binnenstad mag dan niet rond zijn, ze is wel omsingeld. Je kunt langs het water om haar heen lopen, zij het met enkele hindernissen. Ik deed dat vorige week met een vriend met wie ik normaal gesproken bijpraat in de kroeg die precies tussen onze huizen in gelegen is. We hadden besloten het dit keer anders aan te pakken. Bovendien zagen we dan ook nog eens wat.
Mijn tijd was helaas beperkt, in mijn achterhoofd stond een volle agenda. Mede daarom was ik begonnen te becijferen hoe lang onze wandeling zou gaan duren, koffiedrinken op een terras onderweg niet meegerekend. Daarbij bleef ik de binnenstad toch als een cirkel zien, een geometrische figuur waar je een formule op los kon laten.
Vaker dan omtrokken, had ik de stad van links naar rechts doorkruist en dwars doorsneden, ook vaak te voet van de ene rand van de binnenstad naar de andere. Met de tijd die me dat had gekost, moest ik de duur van de ronding kunnen uitrekenen, en ik vermoedde dat het getal pi me daarbij behulpzaam zou zijn. Ik bleef er tijdens het lopen af en toe aan denken, maar onze gesprekken leiden er keer op keer vanaf. Gelukkig maar. Pi is maar een getal, een ‘irrationeel getal’ zelfs volgens de wiskundigen. Maar pi is wel een getal dat afmetingen en afstanden dwingt te gehoorzamen aan een formule, een natuurwet als het ware. Onze wandeling om de binnenstad was een goed plan. We hadden iets afgerond, het klopte.
(Met dank aan Ridderschapskwartier voor de afbeelding: ‘een op metingen gebaseerde kaart van Utrecht, door Van Deventer uit 1545’.)