Ik wil eigenlijk nog steeds geen afspraken maken, ik wil eigenlijk nog steeds geen vrienden zien of bellen, ik wil eigenlijk nog steeds niet gehoorzamen aan de dagelijkse structuur die zich opdringt met het piepen van de wekker.
Vier weken geleden verkeerde ik nog in de aangename leegte van de vakantie. Toen deed ik de wonderlijke ontdekking dat ik doelbewust mijn doelbewustzijn uit kon schakelen. Zelfs de doelgerichte handelingen die doorgaans volgen op het krijgen van een goed idee kon ik tegengaan.
Ik had, vergelijkbaar met de Duitse vrouw op de camping die tussen fietstochten, koken en wijn drinken door met een naaimachine dagelijks twee of drie tassen in elkaar zette, dagenlang kunnen schrijven, maar zelfs dat deed ik niet. Ik had al mijn beweegredenen in het ijs gelegd, had mijn versnellingsbak onklaar gemaakt: ik stond doelbewust in de pauzestand. Vijf zomerse weken lang werkte ik niet, ook niet voor mijzelf.
Langzaam, heel langzaam ontstond daaruit het verlangen naar herfst, naar binnen zitten en onder het licht van een bureaulamp dagenlang lezen en schrijven, het verlangen naar beperkingen. Ik hervond de energie die daarvoor nodig was.
Deze week zou ik het weer volkomen naar mijn zin moeten hebben, maar dat is niet zo. Er wordt veel van mij verwacht en er is bijna geen tijd om erover te schrijven. En bovendien: het is veel te mooi weer.